ECLI:NL:CRVB:2018:3893
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de indicatie voor langdurige zorg en de aanwezigheid van beperkingen voor het 18e levensjaar
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante tegen een besluit van het CIZ, waarbij de indicatie voor de functie behandeling individueel op grond van de Wet langdurige zorg (Wlz) is beëindigd. Appellante, geboren in 1986, heeft ernstige psychische klachten en heeft in het verleden meerdere opnames gehad. Het CIZ heeft in 2015 een indicatie gesteld voor behandeling individueel, maar heeft deze in 2016 ingetrokken, omdat er geen ernstige en chronische beperkingen voor het 18e levensjaar konden worden vastgesteld. De rechtbank heeft het beroep van appellante tegen dit besluit ongegrond verklaard.
De Centrale Raad van Beroep heeft de feiten en omstandigheden van de zaak in overweging genomen. Appellante heeft aangevoerd dat haar beperkingen voor haar 18e levensjaar zijn ontstaan en dat het CIZ onvoldoende onderzoek heeft verricht. De Raad heeft vastgesteld dat het CIZ bij de beoordeling van de indicatie gebruik heeft gemaakt van medisch advies en relevante informatie van de behandelend sector. De Raad concludeert dat er geen aanleiding is om het standpunt van het CIZ te betwisten, dat er geen zodanige beperkingen aanwezig waren voor het 18e levensjaar die een grondslag voor een verstandelijke handicap rechtvaardigen.
De Raad heeft het beroep van appellante afgewezen en de aangevallen uitspraak bevestigd, met verbetering van de gronden. Tevens is CIZ veroordeeld in de proceskosten van appellante, die zijn begroot op € 2.004,-. De uitspraak is openbaar gedaan op 21 november 2018.