Uitspraak
PROCESVERLOOP
OVERWEGINGEN
Samenvatting
25 november 2020 heeft beëindigd. Volgens appellant was hij toen door zijn (medische) beperkingen niet in staat om de functies te verrichten, die bij de eerstejaars ZW-beoordeling waren geselecteerd. De Raad vindt dat appellant twee van de vier geselecteerde functies niet kan verrichten en komt tot het oordeel dat het Uwv de ZW-uitkering ten onrechte heeft beëindigd.
Inleiding
Het oordeel van de Raad
artikel 19 van de ZW te kunnen dragen. Als de medische beperkingen van betrokkene ten opzichte van de EZWb op een of meer punten van de FML zijn toegenomen, dan moet worden beoordeeld in hoeverre dit consequenties heeft voor de geschiktheid van de oorspronkelijk bij de EZWb geselecteerde functies.
25 november 2020 nog ongewijzigd gold. In zijn rapport van 25 maart 2021 heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep, naar aanleiding van een in bezwaar door appellant overgelegde verklaring van een internist van 10 maart 2021, uitdrukkelijk opgenomen dat appellant geen werkzaamheden kan verrichten waarbij hij zeer nauwkeurig moet kunnen zien, omdat het mogelijk is dat hij netvliesbeschadigingen heeft. Om die reden heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep twee eerder geselecteerde functies, waarbij goed zicht vereist is, laten vervallen. De Raad is van oordeel dat daaruit niet anders kan worden afgeleid dan dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep in zijn rapport van 25 maart 2021 van mening was dat sprake was van een extra, niet in de FML van 26 februari 2018 opgenomen beperking, namelijk op het item “zien”. Uit de bewoordingen van de verzekeringsarts bezwaar en beroep in zijn rapport blijkt ondubbelzinnig dat hij het zicht van appellant op medische gronden beperkt acht. Die beperking kwam niet voor in de FML van 26 februari 2018.
Conclusie en gevolgen
(2 punten, € 875,- per punt), in totaal € 4.748,-.
(€ 136,-) betaalde griffierecht van in totaal € 185,- vergoeden.