ECLI:NL:CRVB:2024:541

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
21 maart 2024
Publicatiedatum
21 maart 2024
Zaaknummer
21/3686 ZVW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onterecht opgelegde boete door het CAK wegens niet tijdig afsluiten zorgverzekering

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep geoordeeld over de rechtmatigheid van een boete die het CAK aan betrokkene heeft opgelegd wegens het niet tijdig afsluiten van een zorgverzekering. Betrokkene had een aanmaning ontvangen op 28 februari 2020, waarin zij werd verzocht om binnen drie maanden een zorgverzekering af te sluiten. De boete werd opgelegd omdat betrokkene pas op 28 mei 2020 een verzekering had afgesloten, wat volgens het CAK te laat was. Betrokkene betwistte de boete en stelde dat de termijn van drie maanden pas inging op de dag na de verzending van de aanmaning, waardoor zij tijdig had gehandeld.

De rechtbank Amsterdam gaf betrokkene gelijk en vernietigde de boete, waarna het CAK in hoger beroep ging. De Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank. De Raad oordeelde dat de termijn van drie maanden inderdaad begint op de dag na de verzending van de aanmaning, zoals ook blijkt uit de memorie van toelichting bij de Zorgverzekeringswet. Dit betekent dat betrokkene de zorgverzekering tijdig had afgesloten en de boete onterecht was opgelegd.

De Raad concludeerde dat het hoger beroep van het CAK niet slaagde en veroordeelde het CAK in de proceskosten van betrokkene. De uitspraak werd openbaar gedaan op 21 maart 2024.

Uitspraak

21/3686 ZVW
Datum uitspraak: 21 maart 2024
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 16 augustus 2021, 20/4721 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
het CAK
[betrokkene] te [woonplaats] , België (betrokkene)
SAMENVATTING
Deze zaak gaat over de vraag of het CAK terecht een boete heeft opgelegd omdat betrokkene niet tijdig, dat wil zeggen binnen een termijn van drie maanden vanaf de verzending van de aanmaning, een zorgverzekering heeft afgesloten. Betrokkene meent dat haar ten onrechte een boete is opgelegd, omdat zij niet drie maanden de tijd heeft gekregen voor het afsluiten van een zorgverzekering, maar een dag korter. De rechtbank heeft betrokkene gelijk gegeven. De Raad bevestigt de aangevallen uitspraak en oordeelt dat de termijn van drie maanden voor het afsluiten van een zorgverzekering aanvangt op de dag na de dag van verzending van de aanmaning.

PROCESVERLOOP

Het CAK heeft hoger beroep ingesteld.
Betrokkene heeft een verweerschrift ingediend.
De Raad heeft de zaak behandeld op een zitting van 8 februari 2024. Het CAK heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. J.M. Nijman. Betrokkene is verschenen.

OVERWEGINGEN

Inleiding

1. Bij de beoordeling van het hoger beroep zijn de volgende feiten en omstandigheden van belang.
1.1.
Het CAK heeft betrokkene bij brief van 28 februari 2020 aangemaand om binnen drie maanden een Nederlandse zorgverzekering in de zin van de Zorgverzekeringswet (Zvw) af te sluiten, onder aanzegging van een boete indien zij niet vóór 28 mei 2020 is verzekerd.
1.2.
Met ingang van 28 mei 2020 is betrokkene verzekerd ingevolge de Zvw.
1.3.
Bij besluit van 4 juni 2020 heeft het CAK aan betrokkene een boete opgelegd van € 410,49, omdat zij niet binnen drie maanden na de brief van 28 februari 2020 een Nederlandse zorgverzekering had.
1.4.
Bij besluit van 22 juli 2020 (bestreden besluit) heeft het CAK het bezwaar van betrokkene tegen het besluit van 4 juni 2020 ongegrond verklaard.
Uitspraak van de rechtbank
2. De rechtbank heeft het beroep tegen het bestreden besluit gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd, het besluit van 4 juni 2020 herroepen en bepaalt dat de uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit. De rechtbank heeft overwogen dat betrokkene de zorgverzekering tijdig heeft afgesloten. De rechtbank acht artikel 9a van de Zvw daarin leidend en niet de vermelding in brief van het CAK van 28 januari (lees: februari) 2020 dat de zorgverzekering voor 28 mei 2020 moet zijn afgesloten.
Het standpunt van het CAK
3.1.
Het CAK is het met de uitspraak van de rechtbank niet eens. Het CAK heeft aangevoerd dat de termijn van drie maanden die is genoemd in artikel 9a, tweede lid, van de Zvw, gelet op het woord ‘vanaf’ begint te lopen op de dag van de verzending van de aanmaning en niet op de dag daarna. Het CAK vindt in artikel 9b, vijfde lid, van de Zvw steun voor zijn standpunt. In dat artikel is bepaald dat een tweede boete kan worden opgelegd als de verzekeringsplichtige niet binnen een termijn van drie maanden, te rekenen vanaf de dag van verzending van de beschikking tot oplegging van de boete alsnog verzekerd zal zijn. Volgens het CAK heeft de rechtbank niet gemotiveerd waarom de termijn zou ingaan op de dag na de dag van verzending van de aanmaning. Verder heeft betrokkene volgens het CAK geen rechtvaardigingsgrond als bedoeld in artikel 5:5 van de Algemene wet bestuursrecht naar voren gebracht.
Het standpunt van betrokkene
3.2.
Betrokkene meent dat de termijn van drie maanden aanvangt de dag na de verzending van de aanmaning. Betrokkene heeft ter onderbouwing van haar standpunt verwezen naar een arrest van de Hoge Raad. [1] In dat arrest heeft de Hoge Raad geoordeeld over de termijn in artikel 358, tweede lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). In dat artikel staat – voor zover hier van belang – dat binnen drie maanden ‘te rekenen van de dag van de uitspraak’ hoger beroep moet worden ingesteld. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat die termijn begint te lopen met ingang van de dag volgende op die waarop de uitspraak is gedaan. De formulering in artikel 9a van de Zvw is volgens betrokkene vergelijkbaar met die in artikel 358, tweede lid, Rv.

Het oordeel van de Raad

4. De Raad beoordeelt of de rechtbank terecht het bestreden besluit over het opleggen van de boete gegrond heeft verklaard, aan de hand van wat het CAK in hoger beroep heeft aangevoerd, de beroepsgronden. De Raad komt tot het oordeel dat het hoger beroep niet slaagt. De wettelijke regels en beleidsregels die voor de beoordeling van het hoger beroep belangrijk zijn, zijn te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
4.1.
Dit geschil betreft de uiterste dag waarop betrokkene verzekerd moet zijn nadat het CAK haar heeft aangemaand om zich binnen een termijn van drie maanden te verzekeren ingevolge de Zvw.
4.2.
In artikel 9a, tweede lid, van de Zvw staat dat een verzekeringsplichtige zich binnen een termijn van drie maanden ‘te rekenen vanaf de datum van verzending van die aanmaning’ moet verzekeren. In artikel 9b, eerste lid, van de Zvw staat dat het CAK een boete oplegt als de verzekeringsplichtige niet binnen drie maanden ‘na verzending’ van de aanmaning is verzekerd. Tussen deze bepalingen bestaat een verschil in formulering dat twijfel kan oproepen over wat volgens de wetgever de eerste dag van de termijn is.
4.3.
In de memorie van toelichting bij de Zvw is over de aanmaning en het vervolg daarop vermeld dat het doel van de aanmaning is de onverzekerde een prikkel te geven om alsnog zijn verantwoordelijkheid te nemen en een zorgverzekering af te sluiten. “Betrokkene krijgt drie maanden de gelegenheid alsnog een zorgverzekering te sluiten.” Verder vermeldt de memorie van toelichting dat de betrokkene wordt gewezen op de consequenties die voor hem zullen ontstaan als hij zich niet alsnog verzekert. [2]
4.4.
Dat een verzekeringsplichtige drie volle maanden de tijd krijgt om een zorgverzekering af te sluiten brengt met zich mee dat die termijn van drie maanden aanvangt op de dag na de dag van verzending van de aanmaning. De verzekeringsplichtige kan immers niet eerder dan de dag na de dag waarop de aanmaning is verzonden daarvan kennis nemen. Als het standpunt van het CAK zou worden gevolgd, zou de verzekeringsplichtige niet drie maanden de gelegenheid hebben om een zorgverzekering af te sluiten, maar drie maanden minus één dag. Dat is niet in overeenstemming met de bedoeling van de wetgever, zoals deze blijkt uit de memorie van toelichting. Dat de termijn van drie maanden aanvangt op de dag na de dag van verzending van de aanmaning sluit ook aan de bij het in artikel 6:8, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht(Awb) uitdrukkelijk bepaalde moment waarop de termijn voor het indienen van een bezwaar- of beroepschrift aanvangt, te weten op de dag na de dag van bekendmaking van een besluit of een uitspraak. Ook aan de keuze voor dit moment ligt de gedachte ten grondslag dat de termijn pas kan gaan lopen als de belanghebbenden op de hoogte zijn. [3]
4.5.
Voor het nu voorliggende geschil betekent dit het volgende. Het CAK heeft betrokkene bij brief van 28 februari 2020 aangemaand. De termijn van drie maanden om alsnog een zorgverzekering af te sluiten begon te lopen op 29 februari 2020. De laatste dag van de termijn was 28 mei 2020. De rechtbank is dan ook terecht tot het oordeel gekomen dat betrokkene tijdig een zorgverzekering heeft afgesloten en dat het CAK ten onrechte aan betrokkene een boete heeft opgelegd. Wat het CAK in hoger beroep verder nog heeft aangevoerd leidt niet tot een ander oordeel.

Conclusie en gevolgen

5. Het hoger beroep slaagt niet. De aangevallen uitspraak zal worden bevestigd.
6. Aanleiding bestaat het CAK te veroordelen in de proceskosten van betrokkene. Deze kosten worden begroot op € 26,- aan reiskosten. Van het CAK zal griffierecht worden geheven.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep
  • bevestigt de aangevallen uitspraak;
  • veroordeelt het CAK in de proceskosten van betrokkene tot een bedrag van € 26,-;
  • bepaalt dat van het CAK een griffierecht van € 532,- wordt geheven.
Deze uitspraak is gedaan door K.H. Sanders, in tegenwoordigheid van C.K. Teunissen als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 21 maart 2024.
(getekend) K.H. Sanders
(getekend) C.K. Teunissen

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wettelijke regels

Artikel 9a van de Zorgverkeringswet
1. Het CAK gaat op basis van vergelijking van bij ministeriele regeling aan te wijzen bestanden na welke verzekeringsplichtigen in weerwil van hun verzekeringsplicht niet krachtens een zorgverzekering verzekerd zijn.
2. Het CAK zendt een verzekeringsplichtige als bedoeld in het eerste lid een schriftelijke aanmaning om zich binnen een termijn van drie maanden, te rekenen vanaf de datum van verzending van de aanmaning, alsnog op grond van zo'n verzekering te verzekeren of te laten verzekeren.
(…)
Artikel 9b van de Zorgverzekeringswet
1. Indien een verzekeringsplichtige aan wie een aanmaning als bedoeld in artikel 9a is verzonden, niet binnen drie maanden na verzending daarvan verzekerd is, legt het CAK hem dan wel, indien de verzekeringsplichtige minderjarig is, degene die het gezag over hem uitoefent, een bestuurlijke boete op.
Artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht
De termijn voor het indienen van een bezwaar- of beroepschrift bedraagt zes weken.
Artikel 6:8 van de Algemene wet bestuursrecht
1. De termijn vangt aan met ingang van de dag na die waarop het besluit op de voorgeschreven wijze is bekendgemaakt.
(…)

Voetnoten

1.HR 1 september 2017, ECLI:NL:HR:2017:2225.
2.Kamerstukken II 2009/2010, 32 150, nr. 3, p. 10.
3.Kamerstukken II 1988/1989, 21 221, nr. 3, p. 126.