ECLI:NL:CRVB:2024:468
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van de ZW-uitkering en verzoek om schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn
In deze zaak gaat het om de beëindiging van de ZW-uitkering van appellante door het Uwv per 4 januari 2019. Appellante, die zich op 4 december 2017 ziekmeldde, heeft bezwaar gemaakt tegen deze beslissing, maar het Uwv verklaarde dit ongegrond. De rechtbank Amsterdam heeft het beroep van appellante tegen het bestreden besluit van het Uwv ongegrond verklaard. Appellante is het niet eens met deze uitspraak en heeft hoger beroep ingesteld, waarbij zij ook schadevergoeding heeft gevorderd wegens overschrijding van de redelijke termijn van de procedure.
De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld op 24 januari 2024. Appellante was aanwezig, bijgestaan door haar advocaat, terwijl het Uwv werd vertegenwoordigd door R.D. van den Heuvel. De Raad heeft de feiten en omstandigheden van de zaak beoordeeld, waaronder de medische beoordeling en de geschiktheid van de geselecteerde functies voor appellante. De Raad concludeert dat de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat de beëindiging van de ZW-uitkering in stand blijft en dat er geen aanleiding is voor het benoemen van een deskundige, zoals door appellante verzocht.
Daarnaast heeft de Raad de vordering van appellante voor schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn beoordeeld. De Raad oordeelt dat de redelijke termijn in de rechterlijke fase is overschreden, wat leidt tot een schadevergoeding van € 1.500,- aan appellante. De Raad bevestigt de aangevallen uitspraak en veroordeelt de Staat tot betaling van de schadevergoeding, terwijl het Uwv wordt veroordeeld in de proceskosten van appellante.