ECLI:NL:CRVB:2024:461
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking van bijstand wegens te lang verblijf in het buitenland en de voorwaarden voor bijstandsverlening
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 5 maart 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep over de intrekking van bijstand van de appellant. De appellant had langer dan vier weken in het buitenland verbleven, wat in strijd is met artikel 13, eerste lid, aanhef en onder e, van de Participatiewet (PW). Het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam had de bijstand van de appellant met ingang van 23 juli 2022 ingetrokken, omdat hij niet aannemelijk had gemaakt dat hij zich in een acute noodsituatie bevond die alleen met bijstand kon worden verholpen. De rechtbank Amsterdam had eerder het beroep van de appellant tegen dit besluit ongegrond verklaard.
De Raad heeft in zijn overwegingen benadrukt dat de appellant niet kon aantonen dat hij tijdens zijn verblijf in Egypte in behoeftige omstandigheden verkeerde die enkel met bijstandsverlening te verhelpen waren. De appellant had chronische psychische problemen, maar deze vormden geen acute noodsituatie. De Raad oordeelde dat de argumenten die de appellant in hoger beroep naar voren bracht, in wezen een herhaling waren van eerdere argumenten en dat het verslag van een GZ-psycholoog niet leidde tot een ander oordeel. De conclusie was dat het hoger beroep niet slaagde, wat ook betekende dat de appellant geen vergoeding voor proceskosten en griffierecht ontving.