ECLI:NL:CRVB:2024:450

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
6 maart 2024
Publicatiedatum
8 maart 2024
Zaaknummer
22/1943 WLZ
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van de aanvraag voor zorg op grond van de Wet langdurige zorg (Wlz) door het CIZ

In deze uitspraak van de Centrale Raad van Beroep wordt de afwijzing van de aanvraag van appellant voor zorg op grond van de Wet langdurige zorg (Wlz) door het CIZ beoordeeld. Appellant, die lijdt aan ernstige poliomyelitis en andere medische aandoeningen, had op 9 februari 2021 een aanvraag ingediend voor zorg. Het CIZ heeft deze aanvraag op 9 maart 2021 afgewezen, met als argument dat er geen noodzaak was voor permanent toezicht of 24 uur zorg per dag in de nabijheid. De rechtbank Rotterdam heeft het beroep van appellant tegen deze afwijzing ongegrond verklaard, wat appellant heeft doen besluiten om in hoger beroep te gaan.

Tijdens de zitting op 24 januari 2024 heeft appellant, bijgestaan door zijn advocaat, zijn standpunt toegelicht. Hij betoogde dat hij niet zelfstandig kan functioneren en dat er wel degelijk een noodzaak is voor 24 uur zorg per dag. De Raad heeft echter geoordeeld dat de argumenten van appellant in wezen een herhaling zijn van wat eerder bij de rechtbank is aangevoerd. De Raad onderschrijft de overwegingen van de rechtbank en concludeert dat de medische stukken die appellant in hoger beroep heeft overgelegd geen aanleiding geven tot twijfel aan het medisch advies van het CIZ. De Raad heeft geen aanleiding gezien om een onafhankelijk medisch deskundige te benoemen, aangezien het medisch onderzoek door het CIZ zorgvuldig is uitgevoerd.

Uiteindelijk bevestigt de Raad de uitspraak van de rechtbank en blijft het bestreden besluit in stand, wat betekent dat appellant geen aanspraak heeft op zorg op grond van de Wlz. Tevens krijgt appellant geen vergoeding voor zijn proceskosten en het betaalde griffierecht.

Uitspraak

22/1943 WLZ
Datum uitspraak: 6 maart 2024
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 12 mei 2022, 21/4573 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
het CIZ
SAMENVATTING
Deze uitspraak gaat over de vraag of het CIZ de aanvraag van appellant voor zorg op grond van de Wlz terecht heeft afgewezen. De Raad beantwoordt deze vraag bevestigend.

PROCESVERLOOP

Namens appellant heeft mr. G.H. Amstelveen, advocaat, hoger beroep ingesteld en stukken ingediend.
Het CIZ heeft een verweerschrift ingediend.
De Raad heeft de zaak behandeld op een zitting van 24 januari 2024. Appellant is verschenen, bijgestaan door mr. Amstelveen. Het CIZ heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. L.M.R. Kater.

OVERWEGINGEN

Inleiding

1. Bij de beoordeling van het hoger beroep zijn de volgende feiten en omstandigheden van belang.
1.1.
Appellant is bekend met ernstige poliomyelitis met een S-vormige scoliose en een nagenoeg volledige verlamming van beide benen die doorloopt tot aan de buikspieren. Daarnaast heeft appellant schouderletsel en schouderpijnklachten.
1.2.
Op 9 februari 2021 heeft appellant een aanvraag ingediend voor zorg op grond van de Wet langdurige zorg (Wlz). Bij besluit van 9 maart 2021, gehandhaafd bij beslissing op bezwaar van 30 juli 2021 (bestreden besluit), heeft het CIZ de aanvraag van appellant afgewezen. Het CIZ heeft zich op het standpunt gesteld dat de grondslagen lichamelijke handicap en somatische aandoening aan de orde zijn. Er kan echter geen noodzaak voor permanent toezicht of 24 uur zorg per dag in de nabijheid worden vastgesteld. Het CIZ heeft aan het bestreden besluit het medisch advies van 26 juli 2021 ten grondslag gelegd.
Uitspraak van de rechtbank
2. De rechtbank heeft het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard en daarmee het bestreden besluit in stand gelaten. Daartoe heeft de rechtbank het volgende overwogen. Het CIZ heeft op zorgvuldige en toereikende wijze gemotiveerd dat in het geval van appellant geen noodzaak bestaat voor permanent toezicht of 24 uur per dag zorg in de nabijheid om ernstig nadeel te voorkomen. Het CIZ heeft zich hierbij mogen baseren op het advies van de medisch adviseur omdat dit advies op zorgvuldige wijze tot stand is gekomen. Appellant wordt niet gevolgd in zijn stelling dat het advies van de medisch adviseur haaks staat op de bevindingen van zijn behandelend artsen en dat de medisch adviseur de medische informatie onjuist heeft geïnterpreteerd. Weliswaar staat in het journaal van de huisarts dat appellant ondersteuning van derden nodig heeft bij alle bewegingen en dagelijkse activiteiten (ADL, uit bed komen en naar bed en naar de WC gaan, maaltijden klaarmaken en nemen, huishoudelijke taken en boodschappen), maar dat is onvoldoende om te concluderen dat 24 uur per dag zorg in de nabijheid of permanent toezicht noodzakelijk is. De meeste zorg is planbaar en als appellant onverwacht zorg nodig heeft, kan hij zelfstandig een zorgverlener alarmeren, bijvoorbeeld door gebruik te maken van persoonsalarmering. Nu appellant onvoldoende heeft aangevoerd om twijfel te zaaien over het verloop van het onderzoek en de inhoudelijke beoordeling door de medisch adviseur, bestaat er geen aanleiding om het CIZ een aanvullend onderzoek te laten doen of een deskundige te benoemen.
Het standpunt van appellant
3. Appellant is het met de uitspraak van de rechtbank niet eens. Appellant heeft aangevoerd dat er een noodzaak is voor 24 uur zorg per dag in de nabijheid en permanent toezicht. Hij kan niet zelfstandig functioneren in het dagelijkse leven en heeft gedurende de hele dag ondersteuning en begeleiding nodig. Het advies van de medisch adviseur van het CIZ staat haaks op de bevindingen van de behandelend artsen en de medische adviseurs van het CIZ hebben de medische informatie onjuist geïnterpreteerd. De valpartijen van appellant zijn ongecontroleerd en ernstig gezien zijn lichamelijke gesteldheid en komen steeds vaker voor. Er is bovendien sprake van immobiliteit door polio en progressieve chronische overbelasting. Appellant kan niet op relevante momenten hulp inroepen en hij is niet in staat om in nood alarm te slaan. Het oordeel van de medisch adviseur verschilt dermate van de behandelend sector dat een deskundige benoemd moet worden. Appellant is niet door de medisch adviseur lichamelijk onderzocht en er is met een beperkte vraagstelling nadere medische informatie opgevraagd.

Het oordeel van de Raad

4. De Raad beoordeelt of de rechtbank terecht het besluit om de aanvraag om Wlz-zorg van appellant af te wijzen in stand heeft gelaten. Hij doet dat aan de hand van de argumenten die appellant in hoger beroep heeft aangevoerd, de beroepsgronden. De Raad komt tot het oordeel dat het hoger beroep niet slaagt.
4.1.
De voor de beoordeling van belang zijnde periode in deze zaak loopt van 9 februari 2021 (datum aanvraag) tot en met 30 juli 2021 (datum bestreden besluit).
4.2.
Wat appellant in hoger beroep heeft aangevoerd is in essentie een herhaling van wat hij in beroep bij de rechtbank heeft aangevoerd. In de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank over deze gronden geoordeeld. De Raad onderschrijft de onder 2 weergegeven overwegingen van de rechtbank en voegt daaraan nog het volgende toe.
4.3.
De medische stukken die appellant in hoger beroep heeft overgelegd geven alleen al geen aanleiding tot twijfel aan het medisch advies van 26 juli 2021 omdat deze stukken niet zien op de situatie van appellant tijdens de onder 4.1 genoemde periode. Voor zover sprake is geweest van een verslechtering van de gezondheidssituatie van appellant na die beoordelingsperiode kan dat in deze procedure geen rol spelen.
4.4.
De Raad ziet geen aanleiding om een onafhankelijk medisch deskundige te benoemen. Het medisch onderzoek door het CIZ is zorgvuldig geweest. Appellant heeft voldoende gelegenheid gehad om zelf (medische) stukken te verstrekken en heeft daarvan ook gebruik gemaakt. Met deze stukken heeft hij echter onvoldoende twijfel gezaaid over de juistheid van de beoordeling door het CIZ.

Conclusie en gevolgen

5.1.
Het hoger beroep slaagt dus niet. De aangevallen uitspraak wordt bevestigd. Dit betekent dat het bestreden besluit in stand blijft en dat appellant geen aanspraak heeft op zorg op grond van de Wlz.
5.2.
Omdat het hoger beroep niet slaagt krijgt appellant geen vergoeding voor zijn proceskosten en het betaalde griffierecht.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door D. Hardonk-Prins als voorzitter en K.H. Sanders en J.J. Janssen als leden, in tegenwoordigheid van C.K. Teunissen als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 6 maart 2024.
(getekend) D. Hardonk-Prins
(getekend) C.K. Teunissen