In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 1 maart 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep over de weigering van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) om appellante per 2 april 2020 een WIA-uitkering toe te kennen. De Raad oordeelt dat appellante minder dan 35% arbeidsongeschikt is, en dat het Uwv terecht geen uitkering heeft verstrekt. Appellante betwistte de zorgvuldigheid van het medisch onderzoek, omdat er geen fysiek onderzoek door een verzekeringsarts heeft plaatsgevonden. De Raad constateert dat er inderdaad een zorgvuldigheidsgebrek was, maar dat dit in hoger beroep is hersteld door een fysiek spreekuurcontact op 22 februari 2023. De Raad oordeelt dat het Uwv voldoende rekening heeft gehouden met de medische beperkingen van appellante, en dat de geselecteerde functies passend zijn. De rechtbank Midden-Nederland had eerder het beroep van appellante ongegrond verklaard, en deze uitspraak wordt door de Raad bevestigd. De proceskosten van appellante worden door het Uwv vergoed tot een bedrag van € 4.375,-.