ECLI:NL:CRVB:2024:421
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het gelijkheidsbeginsel bij indeling in salarisnummer van beroepsmilitairen
In deze zaak heeft appellante, een beroepsmilitair bij de Koninklijke Luchtmacht, hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag. Appellante stelt dat zij op basis van het gelijkheidsbeginsel bij haar aanstelling in een hoger salarisnummer ingedeeld had moeten worden, aangezien collega's bij andere krijgsmachtonderdelen in hogere salarisnummers worden ingedeeld. De Centrale Raad van Beroep overweegt dat de verschillende krijgsmachtonderdelen zelfstandig bevoegd zijn om een salarisnummer toe te kennen, wat betekent dat er geen sprake is van gelijke gevallen. De Raad bevestigt dat appellante vanaf haar aanstelling terecht in salarisnummer 14 is ingedeeld. De rechtbank had eerder het beroep van appellante gegrond verklaard, maar de Raad oordeelt dat de situatie van appellante niet gelijk is aan die van haar collega's, en dat de commandant het beleid van de Nota 2018 correct heeft toegepast. De Raad bevestigt de aangevallen uitspraak en wijst de verzoeken van appellante af.