ECLI:NL:CRVB:2024:413

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
20 februari 2024
Publicatiedatum
5 maart 2024
Zaaknummer
22/1538 PW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herroeping van bijstandsbesluit en vergoeding van bezwaar kosten

In deze zaak staat centraal of het college van burgemeester en wethouders van Sittard-Geleen de kosten die betrokkene in bezwaar heeft gemaakt, moet vergoeden na de herroeping van een herzienings- en terugvorderingsbesluit. De rechtbank had geoordeeld dat het college deze kosten moest vergoeden, maar de Centrale Raad van Beroep is van mening dat dit niet het geval is. Betrokkene heeft pas in de bezwaarfase relevante informatie verstrekt, waardoor de herroeping van het besluit niet aan het college te wijten is.

Het proces begon met een onderzoek naar de rechtmatigheid van de bijstandsverlening aan betrokkene, die sinds 2012 bijstand ontving. Na meerdere verzoeken om uitleg over contante stortingen op haar bankrekening, heeft het college uiteindelijk de bijstand herzien en kosten teruggevorderd. Betrokkene maakte bezwaar tegen dit besluit, maar de rechtbank oordeelde dat het college in de kosten moest bijdragen.

De Raad heeft het hoger beroep van het college gegrond verklaard. De Raad concludeert dat de herroeping van het besluit niet aan het college te wijten is, omdat betrokkene de benodigde informatie pas in bezwaar heeft verstrekt. De Raad vernietigt de uitspraak van de rechtbank en verklaart het beroep ongegrond, waardoor het college niet verplicht is de kosten van het bezwaar te vergoeden.

Uitspraak

22/1538 PW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Limburg van 6 april 2022, 20/2577 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
het college van burgemeester en wethouders van Sittard-Geleen (college)
[betrokkene] te [woonplaats] (betrokkene)
Datum uitspraak: 20 februari 2024
SAMENVATTING
In deze zaak gaat het erom of het college in verband met de herroeping van een herzienings- en terugvorderingsbesluit de door betrokkene in bezwaar gemaakte kosten moet vergoeden. De rechtbank vond van wel, maar de Raad is het met het college eens dat hij deze kosten niet hoeft te vergoeden. Betrokkene heeft relevante informatie namelijk pas in bezwaar verstrekt aan het college.

PROCESVERLOOP

Het college heeft hoger beroep ingesteld. Betrokkene heeft een verweerschrift ingediend.
De Raad heeft de zaak behandeld op een zitting van 9 januari 2024. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. J.E. Day en mr. Y.J. P. Pozun. Voor betrokkene is mr. R.M.J. Schoonbrood, advocaat, verschenen.

OVERWEGINGEN

Inleiding

1. Bij de beoordeling van het hoger beroep zijn de volgende feiten en omstandigheden van belang.
1.1.
Betrokkene ontving vanaf 2012 bijstand op grond van de Participatiewet (PW), naar de norm voor een alleenstaande.
1.2.
Een medewerker van de gemeente Sittard-Geleen heeft op 27 november 2018 een onderzoek ingesteld naar de rechtmatigheid van de aan betrokkene verleende bijstand. Betrokkene heeft een heronderzoeksformulier ingevuld en op 9 december 2018 geretourneerd. Zij heeft daarbij onder andere bankafschriften overgelegd over de periode van 1 juni 2018 tot en met 10 december 2018.
1.3.
Met een brief van 16 oktober 2019 is betrokkene verzocht bankafschriften over de periode van 11 december 2018 tot en met 16 oktober 2019 in te leveren en aanvullende informatie te verstrekken naar aanleiding van de gegevens die zij eerder had ingeleverd. Betrokkene heeft aan dit verzoek voldaan.
1.4.
Op de overgelegde bankafschriften staat, voor zover hier van belang, in vier maanden in 2019 een aantal contante stortingen vermeld. Daarnaast staat er in februari 2019 tweemaal een contante opname van in totaal € 850,- op.
1.5.
Het college heeft betrokkene driemaal schriftelijk verzocht om uitleg te geven over de herkomst van de stortingen en het doel van de opnames. Betrokkene heeft niet gereageerd.
1.6.
Met een brief van 30 januari 2020 is betrokkene uitgenodigd voor een gesprek op 10 februari 2020. In die brief heeft het college betrokkene er nog een keer op gewezen welke stukken en verklaringen ontbraken en dat zij die tijdens dat gesprek moest aanleveren. De advocaat van betrokkene heeft de afspraak op 6 februari 2020 per fax geannuleerd. Betrokkene zelf had het college telefonisch al laten weten dat zij de gevraagde gegevens in de week van 10 februari 2020 naar de gemeente zou opsturen. Dit heeft betrokkene niet gedaan.
1.7.
Met een besluit van 16 maart 2020 heeft het college de bijstand van betrokkene over vier maanden in 2019 herzien en de kosten van bijstand over die periode tot een bedrag van € 985,63 teruggevorderd. Hieraan heeft het college ten grondslag gelegd dat de contante stortingen op de bankrekening moeten worden aangemerkt als inkomen als bedoeld in de PW en dat deze in mindering moeten worden gebracht op de bijstand. Betrokkene heeft de op haar rustende inlichtingenverplichting geschonden door van die contante stortingen geen melding te maken bij het college. Als gevolg van die schending is aan betrokkene tot een te hoog bedrag bijstand verleend. Betrokkene heeft tegen dat besluit bezwaar gemaakt.
1.8.
Betrokkene heeft in de bezwaarfase uitleg gegeven over de kasstortingen en de contante opnames.
1.9.
Met een besluit van 29 juli 2020 heeft het college het besluit van 16 maart 2020 herzien en bepaald dat het besluit van 16 maart 2020 als vervallen dient te worden beschouwd.
1.10.
Het college heeft met een besluit van 3 september 2020 (bestreden besluit) het bezwaar van betrokkene tegen het besluit van 16 maart 2020 gegrond verklaard en dit besluit herroepen – met de kanttekening dat dit al was gebeurd met het besluit van 29 juli 2020 – en het verzoek om vergoeding van de door betrokkene in bezwaar gemaakte kosten afgewezen. Volgens het college is geen sprake van een aan hem te wijten onrechtmatigheid omdat de door het college verzochte informatie over de contante stortingen pas in bezwaar is verstrekt.
Uitspraak van de rechtbank
2. De rechtbank heeft vastgesteld dat het beroep alleen ziet op het bestreden besluit om de in bezwaar gemaakte kosten niet te vergoeden. De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard en het bestreden besluit vernietigd. De rechtbank heeft daartoe overwogen dat uit de bankafschriften niet kan worden afgeleid waar het gestorte geld vandaan komt. Betrokkene heeft wel informatie verstrekt, maar niet over de kasstortingen. De rechtbank heeft het college veroordeeld in de proceskosten van betrokkene voor het voeren van de bezwaarprocedure en het beroep tot een totaalbedrag van € 2.059,-.
Het standpunt van het college
3. Het college is het met die uitspraak van de rechtbank niet eens. Wat hij daartegen heeft aangevoerd wordt hierna besproken.

Het oordeel van de Raad

4. De Raad beoordeelt of de rechtbank terecht het college heeft veroordeeld in de kosten die zij in bezwaar heeft gemaakt. De Raad komt tot het oordeel dat het hoger beroep slaagt. Hierna legt de Raad uit hoe hij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
4.1.
Het college heeft aangevoerd dat hij betrokkene diverse malen heeft benaderd en schriftelijk om een verklaring heeft gevraagd over de contante stortingen op haar bankrekening. Uiteindelijk heeft het college betrokkene ook nog uitgenodigd voor een persoonlijk gesprek op 10 februari 2020 maar deze uitnodiging heeft betrokkene zowel zelf als via haar advocaat afgezegd. De rechtbank heeft ten onrechte geconcludeerd dat betrokkene voorafgaande aan het besluit van 16 maart 2020 de gevraagde informatie deels heeft verstrekt en dat dit aanleiding had moeten zijn voor het college om nader onderzoek te verrichten. Deze beroepsgrond slaagt. Daarbij is het volgende van betekenis.
4.1.1.
De hoofdregel is dat de kosten, die de belanghebbende in verband met de behandeling van het bezwaar redelijkerwijs heeft moeten maken, door het bestuursorgaan uitsluitend op verzoek van de belanghebbende worden vergoed voor zover het bestreden besluit wordt herroepen wegens aan het bestuursorgaan te wijten onrechtmatigheid. Dit staat in artikel 7:15, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht.
4.1.2.
Als algemene uitzondering op de hoofdregel geldt dat als betrokkene eerst in bezwaar nadere informatie overlegt als gevolg waarvan het primaire besluit wordt herroepen, deze herroeping niet aan het bestuursorgaan maar aan betrokkene zelf is te wijten. Deze algemene uitzonderingsregel gaat niet op indien bijzondere omstandigheden het bestuursorgaan aanleiding hadden moeten geven zelf al in de primaire fase van de besluitvorming nader onderzoek te doen. Dit is vaste rechtspraak. [1]
4.1.3.
Die uitzonderingsregel is hier van toepassing. De herroeping van het besluit van 16 maart 2020 is niet aan het college te wijten, maar aan betrokkene zelf. Van bijzondere omstandigheden als bedoeld in 4.1.2 is geen sprake. Dit wordt als volgt toegelicht.
4.1.4.
Anders dan de rechtbank heeft overwogen, heeft betrokkene pas in de bezwaarfase de door het college gevraagde informatie over de contante stortingen verstrekt. Het college kon zonder deze informatie niet uit de door betrokkene ingezonden bankafschriften afleiden waarop de contante stortingen betrekking hadden. Betrokkene heeft weliswaar voorafgaande aan het besluit van 16 maart 2020 antwoord gegeven op een aantal vragen van het college, maar dit antwoord had geen betrekking op de contante stortingen. Ook heeft het college, anders dan de rechtbank heeft overwogen, niet uitsluitend schriftelijk gecommuniceerd met betrokkene. Het college heeft betrokkene ook uitgenodigd voor een persoonlijk gesprek op 10 februari 2020, maar betrokkene heeft deze afspraak zelf afgezegd. In de uitnodiging van 30 januari 2020 voor dit gesprek stond vermeld welke stukken en verklaringen betrokkene moest inleveren. Na het afzeggen van die afspraak heeft betrokkene niet alsnog schriftelijk de gevraagde stukken overgelegd. Dat heeft zij pas gedaan toen het besluit van 16 maart 2020 was genomen. Het college had pas een reden om dat besluit te herroepen toen betrokkene in bezwaar de gevraagde informatie alsnog had overgelegd. Hierbij is van belang dat betrokkene geen deugdelijke verklaring heeft gegeven waarom zij de gegevens pas in bezwaar heeft overgelegd.
4.1.5.
Uit het voorgaande volgt dat het college het besluit van 16 maart 2020 niet heeft herroepen wegens een aan hem te wijten onrechtmatigheid.

Conclusie en gevolgen

5. Het hoger beroep slaagt. De aangevallen uitspraak wordt vernietigd. Dat betekent dat het college de kosten die betrokkene in bezwaar heeft gemaakt, niet hoeft te vergoeden.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep
- vernietigt de aangevallen uitspraak;
- verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door A.M. Rentema-Westerhof, in tegenwoordigheid van S.A.S. Timp als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 20 februari 2024.
(getekend) A.M. Rentema-Westerhof
(getekend) S.A.S. Timp

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van 31 maart 2005, ECLI:NL:CRVB:2005:AT4511.