ECLI:NL:CRVB:2024:400

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
28 februari 2024
Publicatiedatum
4 maart 2024
Zaaknummer
22/790 ZW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen uitspraak voorzieningenrechter niet mogelijk; onbevoegdheid Centrale Raad van Beroep

In deze zaak heeft appellante op 4 maart 2022 een hogerberoepschrift ingediend tegen een uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Den Haag van 16 februari 2022. De Centrale Raad van Beroep heeft vastgesteld dat het niet mogelijk is om hoger beroep in te stellen tegen een uitspraak van een voorzieningenrechter. Dit is in overeenstemming met artikel 8:104, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht, waarin staat dat tegen een uitspraak van de voorzieningenrechter geen hoger beroep kan worden ingesteld. De Raad heeft appellante op 4 april 2023 geïnformeerd over deze onbevoegdheid en gevraagd of zij haar hoger beroep wenste voort te zetten, maar zij heeft hierop niet gereageerd.

De Centrale Raad van Beroep heeft in zijn overwegingen aangegeven dat er geen sprake is van een evidente schending van de goede procesorde of fundamentele rechtsbeginselen die aanleiding zou geven tot doorbreking van het wettelijk appelverbod. De stelling van appellante dat het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) haar nooit besluiten toestuurt, werd als onvoldoende beoordeeld. De Raad heeft geconcludeerd dat hij onbevoegd is om van het hoger beroep kennis te nemen en heeft bepaald dat het betaalde griffierecht aan appellante wordt terugbetaald. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

De uitspraak is gedaan door S.B. Smit-Colenbrander, in tegenwoordigheid van griffier E.X.R. Yi, en is openbaar uitgesproken op 28 februari 2024. Tegen deze uitspraak kunnen belanghebbenden en het bestuursorgaan binnen zes weken verzet aantekenen.

Uitspraak

Datum uitspraak: 28 februari 2024
22/790 ZW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:54 en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Den Haag van 16 februari 2022, 21/7872 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [Woonplaats] (appellante)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)

PROCESVERLOOP

Appellante heeft op 4 maart 2022 een hogerberoepschrift ingediend.
Met een brief van 15 maart 2022 heeft de Raad aan appellante meegedeeld dat bij het hogerberoepschrift de uitspraak waarmee appellante het niet eens is, ontbreekt. Vervolgens heeft appellante de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Den Haag van
16 februari 2022 aan de Raad gezonden.
Met een brief van 4 april 2023 is appellante meegedeeld dat het niet mogelijk is om tegen een uitspraak van een voorzieningenrechter hoger beroep in te stellen en appellante gevraagd kenbaar te maken of zij haar hoger beroep wenst voort te zetten. Appellante heeft hierop, noch op de herinneringsbrief van 21 april 2023, gereageerd.

OVERWEGINGEN

Bij de aangevallen uitspraak heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank met toepassing van artikel 8:84, eerste en tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) het verzoek om een voorlopige voorziening van appellante niet-ontvankelijk verklaard.
In artikel 8:104, tweede lid, aanhef en onder d, van de Awb staat dat tegen een uitspraak van de voorzieningenrechter als bedoeld in artikel 8:84, eerste lid, van de Awb geen hoger beroep kan worden ingesteld.
Volgens vaste rechtspraak – zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Raad van 6 augustus 2012 (ECLI:NL:CRVB:2012:BX3733) – kan voor doorbreking van een wettelijk appelverbod aanleiding zijn indien sprake is van een evidente schending van eisen van een goede procesorde dan wel van fundamentele rechtsbeginselen, zodanig dat van een eerlijk proces geen sprake is. Deze situatie doet zich hier niet voor. De stelling van appellante dat het Uwv haar nooit besluiten toestuurt en dat sprake is van nieuwe informatie is onvoldoende voor het oordeel dat sprake is van een evidente schending van de goede procesorde dan wel van fundamentele rechtsbeginselen, zodanig dat van een eerlijk en onafhankelijk proces geen sprake is.
De Raad is kennelijk onbevoegd om van het hoger beroep kennis te nemen, zodat zonder verder onderzoek kan worden beslist.
De Raad ziet aanleiding te bepalen dat het in hoger beroep betaalde griffierecht door de griffier aan appellante wordt terugbetaald.
Voor een proceskostenveroordeling ziet de Raad geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep verklaart zich onbevoegd.
Deze uitspraak is gedaan door S.B. Smit-Colenbrander, in tegenwoordigheid van E.X.R. Yi als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 28 februari 2024.
(getekend) S.B. Smit-Colenbrander
(getekend) E.X.R. Yi
Tegen deze uitspraak kunnen een belanghebbende en het bestuursorgaan binnen zes weken na de verzending van het afschrift van deze uitspraak schriftelijk verzet doen bij de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA UTRECHT. De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld te worden gehoord.