ECLI:NL:CRVB:2024:358

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
21 februari 2024
Publicatiedatum
23 februari 2024
Zaaknummer
23/782 WIA
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging WIA-uitkering en geschiktheid van geselecteerde functies

In deze zaak gaat het om de beëindiging van de WIA-uitkering van appellante door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Aanvankelijk werd de uitkering per 25 maart 2022 beëindigd, maar na bezwaar heeft het Uwv de beëindigingsdatum aangepast naar 3 oktober 2022. Appellante betwist de beëindiging van haar uitkering, omdat zij meent dat zij niet in staat is om de door het Uwv geselecteerde functies te vervullen. De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld en geconcludeerd dat het Uwv de uitkering terecht per 3 oktober 2022 heeft beëindigd. De Raad oordeelt dat de geselecteerde functies passend zijn, ondanks de bezwaren van appellante. De Raad vernietigt de eerdere uitspraak van de rechtbank en het eerste besluit van het Uwv, maar verklaart het beroep tegen het tweede besluit ongegrond. Tevens wordt het Uwv veroordeeld in de proceskosten van appellante.

Uitspraak

23/782 WIA, 23/1898 WIA
Datum uitspraak: 21 februari 2024
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van
25 januari 2023, 22/4361 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
SAMENVATTING
Het gaat in deze zaak over de vraag of het Uwv terecht de WIA-uitkering van appellante heeft beëindigd, omdat appellante minder dan 35% arbeidsongeschikt is. Aanvankelijk heeft het Uwv de uitkering per 25 maart 2022 beëindigd. Bij een nader besluit heeft het Uwv de beëindigingsdatum echter met inachtneming van een nieuwe uitlooptermijn gesteld op
3 oktober 2022. Volgens appellante kan zij niet de door de arbeidsdeskundige geselecteerde functies vervullen. De Raad volgt dit standpunt niet. De Raad komt tot het oordeel dat het Uwv de WIA-uitkering ten onrechte per 25 maart 2022 heeft beëindigd. Het Uwv heeft de WIA-uitkering wel terecht per 3 oktober 2022 beëindigd.

PROCESVERLOOP

Namens appellante heeft mr. F. Reith, advocaat, hoger beroep ingesteld. Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend en op 17 mei 2023 een gewijzigde beslissing op bezwaar genomen. Appellante heeft hierop een zienswijze ingediend.
De Raad heeft de zaak behandeld op een zitting van 10 januari 2024. Appellante is verschenen, bijgestaan door mr. Reith. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door A. Anandbahadoer.

OVERWEGINGEN

Inleiding

1. Bij de beoordeling van het hoger beroep zijn de volgende feiten en omstandigheden van belang.
1.1.
Appellante heeft voor het laatst gewerkt als callcentermedewerkster voor 32 uur per week. Na afloop van de voorgeschreven wachttijd heeft het Uwv aan appellante met ingang van 16 oktober 2017 een WGA-loonaanvullingsuitkering op grond van de
Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) toegekend, waarbij zij op arbeidskundige gronden – er konden niet voldoende functies worden geselecteerd – volledig arbeidsongeschikt is geacht.
1.2.
In verband met een herbeoordeling op verzoek van de voormalig werkgever van appellante heeft onderzoek plaatsgevonden door een verzekeringsarts en een arbeidsdeskundige van het Uwv. De verzekeringsarts heeft vastgesteld dat appellante bij het verrichten van werkzaamheden beperkingen heeft en heeft die beperkingen neergelegd in een Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 19 januari 2022. De arbeidsdeskundige heeft voor appellante functies geselecteerd en de mate van arbeidsongeschiktheid berekend. Het Uwv heeft bij besluit van 24 januari 2022 vastgesteld dat appellante met ingang van 25 maart 2022 geen recht meer heeft op een WIA-uitkering, omdat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt is.
1.3.
Bij besluit van 2 augustus 2022 (bestreden besluit 1) heeft het Uwv het hiertegen door appellante gemaakte bezwaar ongegrond verklaard. Hieraan liggen rapporten van een verzekeringsarts bezwaar en beroep en een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep ten grondslag. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft op 15 juli 2022 een aangepaste FML opgesteld. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft uitgaande van de aangepaste FML drie door de arbeidsdeskundige geselecteerde functies verworpen en hiervoor in de plaats twee reservefuncties en een nieuw geduide functie aan de berekening van de mate van arbeidsongeschiktheid ten grondslag gelegd. Ook op basis van deze functies is appellante minder dan 35% arbeidsongeschikt.
Uitspraak van de rechtbank
2. De rechtbank heeft het beroep tegen het bestreden besluit 1 ongegrond verklaard. De rechtbank ziet in de resultaten van het neuropsychologisch onderzoek in juli 2017 en de informatie van de behandelaars geen aanleiding om te twijfelen aan het medisch oordeel van de verzekeringsarts bezwaar en beroep over de psychische klachten van appellante. Volgens de rechtbank is uit de overgelegde medische informatie niet gebleken dat de beperkingen van appellante in medisch opzicht onvoldoende zijn. Verder heeft de rechtbank geoordeeld dat geen aanleiding is om te twijfelen aan de geschiktheid van de door de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep geselecteerde functies.
Het hoger beroep van appellante
3.1.
Appellante is het met die uitspraak van de rechtbank niet eens. Appellante voert aan dat de door de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep geselecteerde functies niet passend zijn. De functie van administratief ondersteunend medewerker (SBC-code 315100) is niet passend, omdat appellante aangewezen is op werk waarbij ze niet of nauwelijks wordt afgeleid. Bij het werken in een kantoortuin is daarvan geen sprake. In dat verband heeft appellante de vergelijking gemaakt met de functie van productiemedewerker industrie (SBC-code 111180). Die functie is in de bezwaarfase komen te vervallen omdat wordt gewerkt in een grote productiehal waar collega’s langslopen, blijven staan en praten. Verder is de (reserve)functie van telefonisch verkoper (outbound) (SBC-code 315173) niet passend, omdat voor die functie assertiviteit, lef en stressbestendigheid is vereist. Appellante herkent zich hier niet in en is bovendien beperkt voor deadlines. Ook kan zij alleen samenwerken in een van tevoren afgebakende deeltaak. Daarvan is in deze functie geen sprake. Tot slot voert appellante aan dat met bestreden besluit 1 ten onrechte geen rekening is gehouden met de uitlooptermijn.
Nieuwe beslissing op bezwaar: beëindiging WIA-uitkering per 3 oktober 2022
3.2.
Naar aanleiding van de grond dat het Uwv ten onrechte geen rekening heeft gehouden met de uitlooptermijn, heeft het Uwv op 17 mei 2023 een nieuwe beslissing op bezwaar genomen (bestreden besluit 2). Bij dat besluit heeft het Uwv het bezwaar van appellante gegrond verklaard en de WIA-uitkering per 3 oktober 2022, twee maanden en een dag na de datum van bestreden besluit 1, beëindigd. Het Uwv heeft bij bestreden besluit 2 een vergoeding van de kosten in bezwaar toegekend. Het gaat hier om een bedrag van € 1.194,- voor het indienen van een bezwaarschrift en het bijwonen van de hoorzitting.

Het oordeel van de Raad

4.1.
Bestreden besluit 1 is vervangen door bestreden besluit 2. Dit heeft tot gevolg dat bestreden besluit 1 als onrechtmatig moet worden aangemerkt en dat het hoger beroep in zoverre slaagt. Zowel de aangevallen uitspraak als bestreden besluit 1 kunnen niet in stand blijven en zullen worden vernietigd.
4.2.
Met bestreden besluit 2 is niet geheel tegemoetgekomen aan de bezwaren van appellante. De Raad zal daarom, gelet op de artikelen 6:19 en 6:24 van de Algemene wet bestuursrecht, ook een oordeel geven over bestreden besluit 2. Hij doet dat aan de hand van de argumenten die appellante in hoger beroep heeft aangevoerd, de beroepsgronden. De Raad komt tot het oordeel dat het beroep tegen bestreden besluit 2 niet slaagt.
4.3.
Tussen partijen is uitsluitend in geschil of de geselecteerde functie van administratief ondersteunend medewerker (SBC-code 315100) en de (reserve)functie van telefonisch verkoper (outbound) (SBC-code 315173) passen binnen de bij appellante vastgestelde beperkingen.
Administratief ondersteunend medewerker (SBC-code 315100)
4.4.
De functie van administratief ondersteunend medewerker is passend. Hiervoor is het volgende van belang.
4.4.1.
Appellante is volgens de aangepaste FML van 15 juli 2022 aangewezen op werk waarbij zij niet of nauwelijks wordt afgeleid door activiteiten van anderen (item 1.8.1). Bij de toelichting is vermeld dat deze beperking geldt als dit gepaard gaat met veel lawaai, drukte of veelvuldige afleiding.
4.4.2.
De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft er in haar rapport van 26 juli 2022 op gewezen dat binnen het Claimbeoordelings- en Borgingssysteem (CBBS) ‘afleiding door activiteiten van anderen' (item 1.8.1) aan de orde is in de situatie waarin sprake is van activiteiten van anderen rond de werkplek de uitvoering van de eigen taak kunnen verstoren. Appellante is beperkt voor activiteiten met veel lawaai of veelvuldige afleiding, drukte. Volgens de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep is hiervan bij de geduide functies geen sprake. Er wordt wel in de nabijheid van anderen gewerkt, maar de werkzaamheden worden zelfstandig verricht. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft, na overleg met de verzekeringsarts bezwaar en beroep, in haar rapport van 1 december 2022 vermeld dat de arbeidsdeskundig analist op item 1.8.1 een toelichting geeft als sprake is van substantiële auditieve of visuele prikkels door anderen op de werkplek. In de geduide functies is door de arbeidsdeskundig analist geen kenmerkende belasting op dit item vastgesteld. Verder worden de werkzaamheden in de functie van administratief ondersteunend medewerker uitgevoerd in een rustige ruimte aan een flexplek verspreid over de gehele verdieping. Daarom is er volgens de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep geen sprake van veel lawaai, drukte of veelvuldige afleiding. Verder heeft een tweede arbeidsdeskundige bezwaar en beroep in zijn rapport van 7 juli 2023 vermeld dat hij de stelling van appellante dat in een kantoortuin per definitie sprake is van veelvuldige afleiding niet kan volgen. Dat er mensen rondlopen en met elkaar praten wil nog niet zeggen dat sprake is van veelvuldige afleiding. De Raad ziet geen aanleiding voor twijfel aan de toelichting van de arbeidsdeskundigen bezwaar en beroep.
4.4.3.
Het ter zitting ingenomen standpunt van appellante dat de arbeidsdeskundig analist voor de functie van administratief ondersteunend medewerker ten onrechte geen kenmerkende belasting op item 1.8.1 heeft vastgesteld, wordt niet gevolgd. Volgens vaste rechtspraak van de Raad [1] dient in beginsel te worden uitgegaan van de juistheid van de in het CBBS opgenomen gegevens. Op die regel kan een uitzondering worden gemaakt als een betrokkene erin slaagt om de juistheid van de aan het CBBS ontleende gegevens van feitelijke aard voldoende gemotiveerd te bestrijden of indien de rechter zelf twijfelt aan de juistheid van deze gegevens. De enkele stelling van appellante dat het een feit van algemene bekendheid is dat mensen in een kantoortuin met elkaar praten, is onvoldoende om te twijfelen aan de juistheid van de CBBS-gegevens.
Telefonisch verkoper (outbound) (SBC-code 315173)
4.5.
Omdat de drie voor de berekening van de mate van arbeidsongeschiktheid gebruikte functies passend zijn, hoeven de gronden tegen de geschiktheid van de (reserve)functie van telefonisch verkoper niet te worden besproken.

Conclusie en gevolgen

5.1.
Uit 4.2 tot en met 4.5 volgt dat het Uwv terecht de WIA-uitkering per 3 oktober 2022 heeft beëindigd, zodat het beroep tegen bestreden besluit 2 niet slaagt.
5.2.
Uit 4.1 volgt dat in verband met de vernietiging van de aangevallen uitspraak en bestreden besluit 1 aanleiding bestaat het Uwv te veroordelen in de proceskosten van appellante wegens verleende rechtsbijstand. Deze kosten worden begroot op € 1.750, - in beroep (1 punt voor het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting) en op € 2.187,50 in hoger beroep (1 punt voor het hogerberoepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting en 0,5 punt voor het indienen van een zienswijze naar aanleiding van bestreden besluit 2), in totaal € 3.937,50. Ook moet het Uwv het door appellante in beroep en in hoger beroep betaalde griffierecht vergoeden.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep
- vernietigt de aangevallen uitspraak;
- verklaart het beroep tegen het besluit van 2 augustus 2022 gegrond en vernietigt dit besluit;
- verklaart het beroep tegen het besluit van 17 mei 2023 ongegrond;
- veroordeelt het Uwv in de kosten van appellante tot een bedrag van € 3.937,50;
- bepaalt dat het Uwv aan appellante het in beroep en hoger beroep betaalde griffierecht van in totaal € 186,- vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door A.I. van der Kris, in tegenwoordigheid van R. Jansen als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 21 februari 2024.
(getekend) A.I. van der Kris
(getekend) R. Jansen

Voetnoten

1.Uitspraak van 8 augustus 2006, ECLI:NL:CRVB:2006:AY6390.