ECLI:NL:CRVB:2024:356
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering herziening van WAO-dagloon vastgesteld in 1997
In deze zaak gaat het om de weigering van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) om terug te komen van het in 1997 voor appellante vastgestelde WAO-dagloon. Appellante, die in 1992 in dienst trad bij [B.V. 1], heeft zich in 1996 ziekgemeld. Het Uwv heeft in 1997 een uitkering op basis van de WAO toegekend, waarbij het dagloon op fl. 65,68 is vastgesteld, gebaseerd op loongegevens van de werkgever. Appellante heeft in 2021 verzocht om herziening van dit dagloon, omdat zij meent dat het op een te laag bedrag is vastgesteld. Het Uwv heeft dit verzoek afgewezen, omdat appellante geen nieuwe feiten of omstandigheden heeft aangedragen die een herziening rechtvaardigen. De rechtbank heeft het beroep van appellante tegen deze afwijzing ongegrond verklaard. In hoger beroep heeft de Centrale Raad van Beroep geoordeeld dat de rechtbank terecht heeft vastgesteld dat de arbeidsovereenkomst van 7 december 1992 en een loonstrook van juli 1996 geen nieuwe feiten zijn, omdat deze stukken eerder in de procedure hadden kunnen worden ingebracht. De Raad bevestigt dat het Uwv zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat er geen nieuwe feiten zijn die een herziening van het dagloon rechtvaardigen. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd, en appellante krijgt geen vergoeding voor proceskosten of griffierecht.