Uitspraak
21 december 2020 ziekengeld toe te kennen. Volgens appellante was zij toen door haar (medische) beperkingen niet in staat de eerder in het kader van de WIA-beoordeling geselecteerde functies te verrichten. De Raad volgt dit standpunt van appellante niet en komt tot het oordeel dat het Uwv terecht heeft geweigerd om ziekengeld toe te kennen.
PROCESVERLOOP
OVERWEGINGEN
Inleiding
arts/niet-praktiserend zenuwarts en brief en intakeverslag uit 2023 en 2024 van een
GZ-psycholoog. In de beroepsprocedure heeft appellante daarnaast medische gegevens ingediend die haar stelling onderbouwen dat ook de fysieke klachten zijn toegenomen. Appellante is al sinds 2014 onder behandeling bij een fysiotherapeut. Deze heeft geschreven dat appellante ten opzichte van de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 9 juni 2020, opgesteld in de WIA-bezwaarprocedure, toegenomen beperkt is op de items hoog handelingstempo (item 1.9.8), kortcyclisch buigen (4.11) en boven schouderhoogte actief zijn (5.7). De verzekeringsarts bezwaar en beroep is onvoldoende gemotiveerd ingegaan op de informatie van de fysiotherapeut, waarbij appellante heeft verwezen naar de onder 2 genoemde uitspraak van de Raad. In augustus 2020 vermeldt het huisartsjournaal toegenomen schouderklachten bij appellante. De huisarts heeft appellante in juli 2020 doorverwezen naar de Sint Maartenskliniek in verband met toegenomen pijnklachten. De reumatoloog van de Sint Maartenskliniek vermeldt in een brief van 7 september 2020 dat de klachten van appellante aan de rug, nek, armen en de benen geleidelijk zijn uitgebreid, dagelijks aanwezig zijn en dat er een duidelijke relatie is met belasten. Daarbij is de diagnose fibromyalgie gesteld. Dit is een erkend ziektebeeld met bijbehorende klachten en beperkingen. Ook de revalidatiearts zag in 2021 aanleiding om appellante voor haar fysieke klachten te behandelen. Appellante heeft de Raad verzocht om een deskundige te benoemen.
Het oordeel van de Raad
WIA-beoordeling heeft plaatsgevonden, betrokkene niet in enig werk heeft hervat en zich vervolgens weer ziek heeft gemeld. In een dergelijke situatie geldt het toetsingskader zoals uiteen is gezet in de uitspraak van de Raad van 23 december 2022 [2] . Uit deze uitspraak blijkt dat – anders dan voorheen in de rechtspraak werd aangenomen – een weigering van ziekengeld niet kan worden gebaseerd op slechts één van de in het kader van de Wet WIA geselecteerde functies. Bij de toepassing van artikel 19 van de ZW moet zijn voldaan aan de volgende twee voorwaarden:
arts/niet-praktiserend zenuwarts overgelegd. Deze arts heeft geconcludeerd dat bij appellante sprake is van chronische klachten van angst en depressieve aard. Met duloxetine is de energiehuishouding iets verbeterd maar het angstige, matte en sombere gevoel blijft. De herhaalde trauma’s in het verleden en het chronisch hoge stressniveau verklaren de frequente uitputting en het chronisch worden van de klachten. Het is volgens de arts aannemelijk dat door het maar gedeeltelijk in remissie gaan van de klachten, in combinatie met gestagneerde rouw, een verdere fixatie is opgetreden. Ook in de periode eind 2020-2023 wordt bij herhaling melding gemaakt van deze stagnatie. Verder heeft appellante informatie van CWZ overgelegd, te weten een brief van 4 januari 2024 van een GZ-psycholoog en een intakeverslag van 28 december 2023 van een psychiater. Hierin is vermeld dat appellante sinds 5 december 2023 een behandeling volgt in verband met een somatische symptoomstoornis. Er is sprake van aanhoudende lichamelijke klachten en hiermee geassocieerde stemmings- en angstklachten.
GZ-psycholoog in verband met een somatische symptoomstoornis doet niet af aan de bevindingen van de verzekeringsartsen op en rond de datum in geding.