ECLI:NL:CRVB:2024:350
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing van laattijdige aanvraag Wajong-uitkering wegens minder dan 25% arbeidsongeschiktheid
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 22 februari 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Overijssel. Appellant had een laattijdige aanvraag voor een Wajong-uitkering ingediend, maar het Uwv weigerde deze aanvraag omdat appellant minder dan 25% arbeidsongeschikt werd geacht. De Raad oordeelde dat het Uwv terecht had gehandeld. Appellant, geboren in 1978, had in 2020 een aanvraag ingediend, maar het Uwv concludeerde na onderzoek dat hij niet aan de criteria voldeed. De rechtbank had het beroep van appellant ongegrond verklaard, en de Raad bevestigde deze uitspraak. Appellant stelde dat hij meer beperkingen had dan het Uwv aannam, maar de Raad oordeelde dat de medische beoordeling zorgvuldig was uitgevoerd en dat er geen nieuwe informatie was die de eerdere conclusies kon onderbouwen. De Raad volgde de argumenten van het Uwv en de rechtbank, en concludeerde dat appellant op zijn 17e en 18e verjaardag minder dan 25% arbeidsongeschikt was, waardoor hij niet als jonggehandicapte kon worden aangemerkt. De weigering van de Wajong-uitkering bleef dus in stand, en appellant kreeg geen vergoeding voor proceskosten of griffierecht.