Uitspraak
OVERWEGINGEN
SamenvattingHet gaat in deze zaak over de vraag of het Uwv terecht appellant per 15 oktober 2018 en12 oktober 2020 geen WIA-uitkering heeft toegekend, omdat hij minder dan 35% arbeidsongeschikt is. Volgens appellant heeft hij meer (medische) beperkingen dan het Uwv heeft aangenomen. Daarom kan hij de door de arbeidsdeskundige geselecteerde functies niet vervullen. De Raad volgt dit standpunt niet en komt tot het oordeel dat het Uwv terecht geen WIA-uitkering aan appellant heeft toegekend.
Inleiding
WIA-uitkering toe te kennen omdat hij minder dan 35% arbeidsongeschikt was. Appellant heeft met ingang 1 februari 2017 hervat als medewerker groenvoorziening voor 35,86 uur per week. Op 15 oktober 2018 heeft hij zich voor dat werk ziekgemeld met knieklachten en psychische klachten. Aan appellant is vervolgens een uitkering op grond van de Ziektewet toegekend. Nadat appellant een aanvraag om een WIA-uitkering had ingediend, heeft onderzoek plaatsgevonden door een arts en een arbeidsdeskundige van het Uwv. Omdat de ziekmelding van appellant per 15 oktober 2018 tevens kan worden opgevat als een melding van toegenomen arbeidsongeschiktheid ten opzichte van 2014, heeft het Uwv ook de eventuele WIA-aanspraken op datum ziekmelding beoordeeld. De arts heeft vastgesteld dat appellant bij het verrichten van werkzaamheden beperkingen heeft en heeft die beperkingen per 15 oktober 2018 en 28 oktober 2020 neergelegd in twee Functionele Mogelijkhedenlijsten (FML’s) van 10 december 2020, die inhoudelijk gelijk zijn. Een arbeidsdeskundige heeft vastgesteld dat appellant niet meer geschikt is voor zijn laatste werk. De arbeidsdeskundige heeft vervolgens voor appellant functies geselecteerd. Het Uwv heeft bij besluit van
23 december 2020 geweigerd appellant met ingang van 15 oktober 2018 en 12 oktober 2020 een WIA-uitkering toe te kennen, omdat hij op beide data minder dan 35% arbeidsongeschikt is.