In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 8 februari 2024 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant, die een militair invaliditeitspensioen aanvroeg. De aanvraag was eerder afgewezen door de staatssecretaris van Defensie, die stelde dat er geen voldoende bewijs was voor de diagnose posttraumatische stressstoornis (PTSS) op de peildatum van 20 juli 2017. Appellant had in 2020 een nieuwe aanvraag ingediend, waarbij de staatssecretaris erkende dat appellant PTSS had, maar alleen met ingang van die datum. De Raad oordeelde dat er voldoende bewijs was dat appellant ook op de peildatum al PTSS had, gerelateerd aan zijn uitzending naar Bosnië. De Raad vernietigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en het besluit van de staatssecretaris, en verklaarde het beroep van appellant gegrond. Appellant heeft recht op een militair invaliditeitspensioen met een invaliditeitspercentage van 14,58% vanaf de peildatum. Daarnaast werd de staatssecretaris veroordeeld tot vergoeding van wettelijke rente en proceskosten.