ECLI:NL:CRVB:2024:249
Centrale Raad van Beroep
- Verzet
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van verzet tegen eerdere uitspraak inzake hoger beroep bestuursrecht
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 1 februari 2024 uitspraak gedaan over het verzet van appellant tegen de niet-ontvankelijkverklaring van zijn hoger beroep. Het hoger beroep was eerder op 31 mei 2022 niet-ontvankelijk verklaard omdat het griffierecht niet was voldaan. Appellant was het niet eens met deze beslissing en diende verzet in, dat op 22 december 2023 werd behandeld. Tijdens de behandeling van het verzet heeft appellant aangevoerd dat hij niet op de hoogte was van de mogelijkheid om verzet in te stellen en dat hij onjuiste informatie had ontvangen van de Raad.
De Raad heeft echter vastgesteld dat de uitspraak van 31 mei 2022 op 7 juni 2022 per aangetekende post aan appellant was verzonden, en dat de termijn voor het indienen van verzet op 19 juli 2022 afliep. De Raad heeft geconcludeerd dat appellant niet tijdig verzet heeft ingesteld en dat zijn argumenten over oneerlijke informatievoorziening niet opwegen tegen de overschrijding van de termijn. De Raad heeft ook opgemerkt dat de mogelijkheid tot verzet duidelijk in de uitspraak was vermeld.
Uiteindelijk heeft de Centrale Raad van Beroep het verzet niet-ontvankelijk verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door J.C. Boeree, in tegenwoordigheid van griffier E.P.J.M. Claerhoudt, en is openbaar uitgesproken op 1 februari 2024.