ECLI:NL:CRVB:2024:2456
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag om bijzondere bijstand voor kosten van woninginrichting
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 10 december 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de afwijzing van een aanvraag om bijzondere bijstand voor kosten van woninginrichting door appellante. Appellante, die woonde in Rotterdam, had een aanvraag ingediend voor bijzondere bijstand ter hoogte van € 1.500,- voor de kosten van onder andere een bed en gordijnen. De aanvraag werd afgewezen door het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam, omdat er volgens hen geen bijzondere omstandigheden waren die de afwijzing rechtvaardigden. De Raad onderschreef het oordeel van de rechtbank dat de verhuizing van Tilburg naar Rotterdam voor appellante voorzienbaar was en dat zij op het moment van de aanvraag al ruim negen maanden in Rotterdam woonde. Appellante had niet onderbouwd hoe haar aangifte van mishandeling in maart 2020 verband hield met haar verhuizing en de onmogelijkheid om te reserveren voor de kosten van woninginrichting. De Raad oordeelde dat appellante niet aannemelijk had gemaakt dat zij niet had kunnen reserveren voor deze kosten en dat de afwijzing van de aanvraag terecht was. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en appellante kreeg geen vergoeding voor proceskosten of griffierecht.