ECLI:NL:CRVB:2024:2435
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag bijzondere bijstand voor tandheelkundige zorg onder de Participatiewet
In deze zaak gaat het om de afwijzing van een aanvraag om bijzondere bijstand ingevolge de Participatiewet (PW) voor de kosten van tandheelkundige zorg, specifiek het plaatsen van meerdere implantaten en kronen. Appellante heeft op 3 augustus 2022 een aanvraag ingediend voor bijzondere bijstand ter hoogte van € 5.309,34. Het college van burgemeester en wethouders van Utrecht heeft deze aanvraag afgewezen, stellende dat de Zorgverzekeringswet (Zvw) een voorliggende, toereikende en passende voorziening biedt voor de kosten van tandheelkundige zorg. Appellante is het niet eens met deze afwijzing en stelt dat de kosten medisch noodzakelijk zijn.
De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld en geconcludeerd dat het hoger beroep van appellante niet slaagt. De Raad oordeelt dat de medische noodzaak van de tandheelkundige behandeling niet automatisch leidt tot een recht op bijzondere bijstand. De Raad bevestigt dat de Zvw als voorliggende voorziening geldt en dat de kosten waarvoor appellante bijstand vraagt, niet onder de vergoede prestaties van de Zvw vallen. De Raad stelt vast dat het college geen onderzoek hoefde te doen naar de medische noodzaak van de behandeling, omdat de Zvw al een passende voorziening biedt.
De uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 19 mei 2023, die het beroep van appellante ongegrond verklaarde, wordt bevestigd. Dit betekent dat appellante geen bijzondere bijstand voor de kosten van de tandheelkundige behandeling ontvangt en ook geen proceskostenvergoeding krijgt.