ECLI:NL:CRVB:2024:2432

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
11 december 2024
Publicatiedatum
6 januari 2025
Zaaknummer
23/2962 WLZ
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van een aanvraag voor 24 uur per dag zorg op grond van de Wet langdurige zorg (Wlz)

In deze zaak heeft appellant, geboren in 1996, op 9 februari 2022 een aanvraag ingediend bij het CIZ voor zorg op grond van de Wet langdurige zorg (Wlz). Het CIZ heeft deze aanvraag afgewezen, omdat niet kon worden vastgesteld dat de behoefte van appellant aan 24 uur per dag zorg in de nabijheid blijvend is. Appellant is het niet eens met deze afwijzing en heeft hoger beroep ingesteld. De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld op een zitting op 30 oktober 2024, waarbij appellant werd vertegenwoordigd door zijn advocaat, mr. J. El Haddouchi, en het CIZ door mr. J.E. Koedood.

De Raad heeft de feiten en omstandigheden van de zaak beoordeeld, waaronder het medisch advies van het CIZ dat concludeerde dat er geen blijvende noodzaak was voor 24 uur per dag zorg. De rechtbank Amsterdam had eerder het beroep van appellant ongegrond verklaard, en de Raad heeft deze uitspraak bevestigd. De Raad oordeelde dat de argumenten van appellant in hoger beroep niet voldoende waren om tot een ander oordeel te komen. De Raad concludeerde dat de afwijzing van de aanvraag om Wlz-zorg in stand blijft, en dat appellant geen recht heeft op vergoeding van proceskosten of griffierecht.

Uitspraak

23/2962 Wlz
Datum uitspraak: 11 december 2024
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 8 september 2023, 22/5438 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
het CIZ
SAMENVATTING
Deze zaak gaat over een aanvraag van appellant om zorg op grond van de Wlz. Het CIZ heeft die aanvraag afgewezen omdat niet kan worden vastgesteld of de behoefte van appellant aan 24 uur per dag zorg in de nabijheid blijvend is. Appellant is het daar niet mee eens. Net als de rechtbank stelt de Raad hem niet in het gelijk.

PROCESVERLOOP

Namens appellant heeft mr. J. El Haddouchi, advocaat, hoger beroep ingesteld. Het CIZ heeft een verweerschrift ingediend.
De Raad heeft de zaak behandeld op een zitting van 30 oktober 2024. Voor appellant is mr. El Haddouchi verschenen. Het CIZ heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. J.E. Koedood.

OVERWEGINGEN

Inleiding

1. Bij de beoordeling van het hoger beroep zijn de volgende feiten en omstandigheden van belang.
1.1.
Appellant, geboren in 1996, heeft op 9 februari 2022 bij het CIZ een aanvraag ingediend voor zorg op grond van de Wet langdurige zorg (Wlz).
1.2.
Het CIZ heeft onderzoek verricht. Een medewerker van het CIZ heeft een bezoek aan appellant afgelegd en een medisch adviseur van het CIZ heeft op 4 april 2022 een advies uitgebracht. Volgens de medisch adviseur is bij appellant sprake van de grondslag lichamelijke handicap, op grond van de epifysaire afwijkingen rond de heupen met symptomatologie en afwijkend gangpatroon. Dit leidt echter niet tot een noodzaak voor 24 uur per dag zorg in de nabijheid. Daarnaast is volgens de medisch adviseur de grondslag psychische stoornis aanwezig, op basis van een persoonlijkheidsstoornis en een complexe posttraumatische-stressstoornis (PTSS). Appellant heeft behoefte aan zorg, maar daarbij gaat het om planbare zorg en eventueel zorg op afroep. Zware regieproblemen kunnen niet worden vastgesteld en er zijn nog behandelmogelijkheden.
1.3.
Het CIZ heeft bij besluit van 15 april 2022 de aanvraag van appellant onder verwijzing naar het medisch advies afgewezen, omdat geen sprake is van een (blijvende) noodzaak tot 24 uur per dag zorg in de nabijheid ter voorkoming van ernstig nadeel. Hiertegen heeft appellant bezwaar gemaakt.
1.4.
Naar aanleiding van nieuwe medische informatie van de zijde van appellant heeft het CIZ in bezwaar opnieuw medisch onderzoek laten verrichten. De medisch adviseur van het CIZ heeft op 12 oktober 2022 advies uitgebracht. Daarin heeft de medisch adviseur onder meer geconcludeerd dat nu, op basis van de psychiatrische problematiek van appellant, een medische noodzaak voor 24 uur per dag zorg in de nabijheid lijkt te kunnen worden vastgesteld. De blijvendheid van die noodzaak kan echter niet worden vastgesteld.
1.5.
Met een besluit van 14 oktober 2022 (bestreden besluit) heeft het CIZ het bezwaar ongegrond verklaard en de afwijzing van de aanvraag van appellant gehandhaafd, onder verwijzing naar het medisch advies in bezwaar.
Uitspraak van de rechtbank
2. De rechtbank heeft het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard en daarmee het bestreden besluit in stand gelaten. De rechtbank heeft een zitting gehouden en heeft appellant vervolgens in de gelegenheid gesteld om de blijvendheid van de noodzaak tot 24 uur per dag zorg in de nabijheid nader te onderbouwen. Appellant heeft naar aanleiding hiervan nieuwe informatie overgelegd. Het CIZ heeft deze informatie ter beoordeling aan een medisch adviseur voorgelegd. De medisch adviseur heeft in een advies van 15 maart 2023 geconcludeerd dat ook met de nieuwe informatie de blijvendheid van de noodzaak tot 24 uur per dag zorg in de nabijheid niet is vast te stellen. De rechtbank heeft geoordeeld dat het CIZ zich op het medisch advies van 15 maart 2023 mocht baseren en dat wat appellant heeft aangevoerd onvoldoende grond biedt om aan de conclusie van de medisch adviseur te twijfelen.
Het standpunt van appellant
3. Appellant is het met de uitspraak van de rechtbank niet eens. Appellant stelt dat er wel degelijk een blijvende behoefte is aan 24 uur per dag zorg in de nabijheid. Hij verwijst hiertoe naar een brief van [verpleegkundig specialist] (verpleegkundig specialist GGZ) van 17 januari 2023 en een brief van [arts-assistent] (arts-assistent in opleiding tot psychiater) van 7 maart 2022. Daarnaast voert appellant aan dat hij ten gevolge van zijn psychische klachten mensen in het algemeen en ook artsen wantrouwt, waardoor behandeling wordt bemoeilijkt.

Het oordeel van de Raad

4. De Raad beoordeelt of de rechtbank terecht het bestreden besluit in stand heeft gelaten, aan de hand van wat appellant in hoger beroep heeft aangevoerd, de beroepsgronden. De Raad komt tot het oordeel dat het hoger beroep niet slaagt. De wettelijke regels die voor de beoordeling van het hoger beroep belangrijk zijn, zijn te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
4.1.
Het CIZ heeft zich, op basis van het medisch advies van 12 oktober 2022, in het bestreden besluit terecht op het standpunt gesteld dat niet kan worden vastgesteld dat de behoefte van appellant aan 24 uur per dag zorg in de nabijheid blijvend is. In beroep is het CIZ, gezien het medisch advies van 15 maart 2023, terecht bij dat standpunt gebleven. Wat appellant in hoger beroep aanvoert leidt niet tot een ander oordeel. Hierbij is het volgende van belang.
4.2.
In de brief van [verpleegkundig specialist] van 17 januari 2023 is weliswaar vermeld dat zowel de DGTbehandeling als de behandeling voor PTSS is afgesloten wegens het uitblijven van resultaat en dat geen vervolgbehandeling zal plaatsvinden, maar tevens blijkt uit deze brief dat een traject bij FACT-zorg is voorzien, dat een onderzoek loopt naar de aanwezigheid van autisme en dat naar aanleiding daarvan mogelijk psycho-educatie en ondersteuning volgt. Dit betekent, zoals de medisch adviseur in het advies van 15 maart 2023 ook heeft toegelicht, dat behandeling dus nog wel mogelijk is en dat de blijvendheid van de noodzaak tot 24 uur per dag zorg in de nabijheid niet kan worden vastgesteld.
4.3.
Uit de brief van [arts-assistent] van 7 maart 2022 blijkt dat de psychische klachten van appellant al sinds zijn jeugd bestaan, dat deze in de loop van de jaren zijn toegenomen en dat het onwaarschijnlijk is dat hij volledig klachtenvrij zal worden. Bij de beoordeling of appellant aanspraak heeft op Wlz-zorg is echter niet van belang of appellant klachtenvrij kan worden, maar of hij blijvend is aangewezen op 24 uur per dag zorg in de nabijheid. Uit de brief van Van de Grift kan niet worden opgemaakt dat dit laatste het geval is.
4.4.
Tot slot kan uit de overgelegde medische documentatie niet de conclusie worden getrokken dat het wantrouwen van appellant in de weg staat aan succesvolle behandeling.

Conclusie en gevolgen

4.5.
Het hoger beroep slaagt dus niet. De aangevallen uitspraak wordt bevestigd. Dit betekent dat de afwijzing van de aanvraag om Wlz-zorg in stand blijft.
5. Omdat het hoger beroep niet slaagt krijgt appellant geen vergoeding voor zijn proceskosten en het betaalde griffierecht.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door K.M.P. Jacobs als voorzitter en J.J. Janssen en C.W.C.A. Bruggeman als leden, in tegenwoordigheid van C.K. Teunissen als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 11 december 2024.
(getekend) K.M.P. Jacobs
(getekend) C.K. Teunissen

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wettelijke regels

Artikel 3.2.1, eerste lid, van de Wet langdurige zorg luidt:
1.
Een verzekerde heeft recht op zorg die op zijn behoeften, persoonskenmerken en mogelijkheden is afgestemd voor zover hij naar aard, inhoud en omvang en uit een oogpunt van doelmatige zorgverlening redelijkerwijs op die zorg is aangewezen omdat hij, vanwege een somatische of psychogeriatrische aandoening of beperking, een psychische stoornis of een verstandelijke, lichamelijke of zintuiglijke handicap, een blijvende behoefte heeft aan:
a. permanent toezicht ter voorkoming van escalatie of ernstig nadeel voor de verzekerde, of
b. 24 uur per dag zorg in de nabijheid, omdat hij zelf niet in staat is om op relevante momenten hulp in te roepen en hij, om ernstig nadeel voor hem zelf te voorkomen,
1°. door fysieke problemen voortdurend begeleiding, verpleging of overname van zelfzorg nodig heeft, of
2°. door zware regieproblemen voortdurend begeleiding of overname van taken nodig heeft.