ECLI:NL:CRVB:2024:2423
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Voortzetting van ZW-uitkering van werknemer en beoordeling van de onderbouwing door het Uwv
In deze zaak gaat het om de voortzetting van de Ziektewet (ZW)-uitkering van een werknemer per 1 mei 2020. De Centrale Raad van Beroep heeft op 13 december 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). In het kader van een eerstejaars ZW-beoordeling zijn verzekeringsgeneeskundige en arbeidskundige onderzoeken uitgevoerd. De conclusie was dat de werknemer met de voor hem geselecteerde functies meer dan 65% van zijn loon kan verdienen, vergeleken met het loon dat hij verdiende voordat hij ziek werd. De Raad heeft eerder, op 17 januari 2022, geoordeeld dat de verklaringen van de werknemer over zijn toiletbezoeken, die een substantieel deel van zijn werkdag in beslag nemen, niet in twijfel getrokken kunnen worden. Dit oordeel biedt het Uwv voldoende onderbouwing om het recht op ziekengeld voort te zetten.
Appellante, Sligro Food Group Nederland B.V., betwistte de voortzetting van de ZW-uitkering en stelde dat het Uwv onvoldoende rekening heeft gehouden met haar belangen en dat er geen adequate verzekeringsgeneeskundige en arbeidsdeskundige onderbouwing was voor het besluit. De Raad oordeelde echter dat het Uwv het ziekengeld terecht heeft voortgezet. De Raad heeft ook vastgesteld dat de redelijke termijn voor de behandeling van de zaak met bijna vier maanden is overschreden, wat voor rekening van het Uwv komt. De Raad heeft het Uwv veroordeeld tot betaling van € 500,- aan immateriële schadevergoeding aan appellante en tot vergoeding van proceskosten tot een bedrag van € 437,50.