ECLI:NL:CRVB:2024:2420
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake weigering WIA-uitkering en ZW-uitkering op basis van arbeidsongeschiktheid
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 12 december 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de besluiten van het Uwv om geen WIA-uitkering en ZW-uitkering toe te kennen aan appellante. De zaak betreft de beoordeling van de arbeidsongeschiktheid van appellante, die zich ziekmeldde met klachten van rechterenkel en hoofdpijn. De verzekeringsarts heeft vastgesteld dat appellante per 2 december 2019 minder dan 35% arbeidsongeschikt was, wat leidde tot de weigering van de WIA-uitkering. Appellante heeft bezwaar gemaakt tegen deze beslissing, maar het Uwv heeft dit ongegrond verklaard. De rechtbank Limburg heeft de besluiten van het Uwv bevestigd, waarna appellante in hoger beroep ging. De Raad heeft een deskundige benoemd om de medische situatie van appellante te beoordelen. De deskundige concludeerde dat er op de data in geding sprake was van afwijkingen in de gezondheidstoestand, maar dat de mate van arbeidsongeschiktheid op 0% bleef. De Raad oordeelde dat het Uwv voldoende gemotiveerd had dat de geselecteerde functies voor appellante geschikt waren, ondanks de door appellante ingebrachte medische stukken. De Raad bevestigde de eerdere uitspraken van de rechtbank en oordeelde dat het Uwv in de proceskosten van appellante moest worden veroordeeld.