ECLI:NL:CRVB:2024:2398

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
11 december 2024
Publicatiedatum
18 december 2024
Zaaknummer
23/3172 WMO15
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag verhuiskostenvergoeding op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015

In deze zaak heeft appellante hoger beroep ingesteld tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een verhuiskostenvergoeding door het college van burgemeester en wethouders van Edam-Volendam. De aanvraag was gedaan op basis van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015) en was afgewezen omdat het college van mening was dat er geen medische beperkingen waren die de zelfredzaamheid en participatie van appellante negatief beïnvloedden. De rechtbank Noord-Holland had eerder de afwijzing van het college in stand gelaten, wat appellante niet kon accepteren.

De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld op een zitting waar appellante werd bijgestaan door haar advocaat en een cliëntenbegeleider. Het college werd vertegenwoordigd door drie juridische medewerkers. De Raad heeft de feiten en omstandigheden van de zaak in overweging genomen, waaronder de verhuizing van appellante en haar echtgenoot naar een groter appartement en de medische klachten die zij beiden ervaren. De Raad concludeert dat de verhuizing geen significante bijdrage levert aan de zelfredzaamheid van appellante, aangezien de verstoorde nachtrust niet is veranderd door de verhuizing.

Uiteindelijk heeft de Raad het hoger beroep verworpen en de uitspraak van de rechtbank bevestigd. Dit betekent dat de afwijzing van de aanvraag voor de verhuiskostenvergoeding in stand blijft. Appellante krijgt geen vergoeding voor haar proceskosten en het betaalde griffierecht wordt niet teruggegeven. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de Centrale Raad van Beroep en is openbaar uitgesproken op 11 december 2024.

Uitspraak

23/3172 WMO15
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Holland van
16 oktober 2023, 23/2431 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
het college van burgemeester en wethouders van Edam-Volendam (college)
Datum uitspraak: 11 december 2024

SAMENVATTING

Deze zaak gaat om de vraag of het college aan appellante een verhuiskostenvergoeding had moeten toekennen. De Raad is het eens met het oordeel van de rechtbank dat het college de aanvraag terecht heeft afgewezen.

PROCESVERLOOP

Namens appellante heeft mr. K. Wevers hoger beroep ingesteld. Het college heeft een verweerschrift en een nader stuk ingediend.
De Raad heeft de zaak behandeld op een zitting van 30 oktober 2024. Appellante is verschenen, bijgestaan door mr. Wevers en S. Vlaar, cliëntenbegeleider. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. L. Bähr, N.B. Droste en C.B.N. Verhoeven.

OVERWEGINGEN

Inleiding

1. Bij de beoordeling van het hoger beroep zijn de volgende feiten en omstandigheden van belang.
1.1.
Appellante en haar echtgenoot woonden tot december 2021 in een appartement met één slaapkamer in [plaats 1] . Medio december 2021 zijn ze verhuisd naar een appartement met twee slaapkamers in [plaats 2] .
1.2.
Appellante heeft op 25 januari 2022 een verhuiskostenvergoeding aangevraagd voor de gemaakte verhuiskosten op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015).
1.3.
Met een besluit van 1 juli 2022, na bezwaar gehandhaafd met een besluit van 9 februari 2023 (bestreden besluit), heeft het college de aanvraag afgewezen. Hieraan heeft het college ten grondslag gelegd dat geen sprake is van medische beperkingen die een negatieve invloed hebben op de zelfredzaamheid en participatie van appellante.
Uitspraak van de rechtbank
2. De rechtbank heeft het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard en daarmee het bestreden besluit in stand gelaten. Hiertoe heeft de rechtbank het volgende overwogen. De verhuizing brengt geen verandering in de verstoorde nachtrust voor zover die veroorzaakt wordt door de medische klachten van appellante zelf. En voor zover de verstoorde nachtrust wordt veroorzaakt door het slaapapneu-apparaat van haar partner, geldt dat dit geen verband houdt met de medische klachten van appellante. De verhuiskostenvergoeding levert geen passende bijdrage aan de zelfredzaamheid van appellante.
Het standpunt van appellante
3. Appellante is het met de uitspraak van de rechtbank niet eens. Appellante heeft aangevoerd dat de verhuizing wel degelijk noodzakelijk was om een medische reden. Een verstoring in de nachtrust levert een beperking op in de zelfredzaamheid en de participatie. Appellante kan niet slapen door de beperkingen van haar echtgenoot en haar echtgenoot kan niet slapen door de beperkingen van appellante.

Het oordeel van de Raad

4. De Raad beoordeelt of de rechtbank terecht het bestreden besluit in stand heeft gelaten aan de hand van wat appellante in hoger beroep heeft aangevoerd, de beroepsgronden. De Raad komt tot het oordeel dat het hoger beroep niet slaagt.
4.1.
Wat appellante aanvoert is in de kern een herhaling van wat zij in beroep heeft aangevoerd. De rechtbank heeft in de aangevallen uitspraak uitgelegd waarom dat niet leidt tot vernietiging van het bestreden besluit. Appellante heeft in hoger beroep geen reden gegeven waarom die uitleg volgens haar onjuist of onvolledig is. De Raad is het eens met het oordeel van de rechtbank en met de overwegingen waarop dat oordeel is gebaseerd en neemt deze overwegingen over. De Raad voegt daar nog aan toe dat een maatwerkvoorziening op grond van de Wmo 2015 is bedoeld om de beperkingen in de zelfredzaamheid of participatie van de persoon zelf weg te nemen.

Conclusie en gevolgen

4.2.
Het hoger beroep slaagt dus niet. De aangevallen uitspraak wordt bevestigd. Dit betekent dat het bestreden besluit en daarmee de afwijzing van de aanvraag om een verhuiskostenvergoeding in stand blijft.
5. Omdat het hoger beroep niet slaagt, krijgt appellante geen vergoeding voor haar proceskosten. Zij krijgt ook het betaalde griffierecht niet terug.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door K.M.P. Jacobs als voorzitter en J.J. Janssen en C.W.C.A. Bruggeman als leden, in tegenwoordigheid van C.K. Teunissen als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 11 december 2024.
(getekend) K.M.P. Jacobs
(getekend) C.K. Teunissen