In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 5 december 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep betreffende de afwijzing van een maatwerkvoorziening in de vorm van een tillift op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015). Appellante 1, die in leven zorg ontving van appellante 2, had een aanvraag ingediend voor deze maatwerkvoorziening. Het college van burgemeester en wethouders van Nunspeet heeft deze aanvraag afgewezen. De rechtbank Gelderland heeft de afwijzing van het college vernietigd en het college opgedragen een nieuwe beslissing te nemen. Het college heeft vervolgens een nieuw besluit genomen, maar ook dit werd door appellante 1 en appellante 2 bestreden in hoger beroep.
Helaas is appellante 1 op 15 december 2023 overleden, en haar erfgenamen hebben aangegeven het hoger beroep niet voort te zetten. Hierdoor werd het hoger beroep van appellante 1 niet-ontvankelijk verklaard. Appellante 2, de zorgverlener, heeft ook hoger beroep ingesteld, maar dit werd eveneens niet-ontvankelijk verklaard omdat het te laat was ingediend. De Raad oordeelde dat appellante 2 niet kon aantonen dat de termijnoverschrijding verschoonbaar was, ondanks haar argument dat het overlijden van appellante 1 onverwacht was.
De Raad heeft geconcludeerd dat er geen proceskosten vergoed hoeven te worden en dat het betaalde griffierecht niet wordt terugbetaald. De uitspraak is openbaar gedaan en ondertekend door de voorzitter en de griffier.