ECLI:NL:CRVB:2024:2344
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de mate van arbeidsongeschiktheid van appellant per 10 februari 2022 door het Uwv
In deze zaak gaat het om de beoordeling van de mate van arbeidsongeschiktheid van appellant, vastgesteld door het Uwv op 10 februari 2022 op 38,13%. Appellant is van mening dat hij meer medische beperkingen heeft dan het Uwv heeft aangenomen en dat hij de geselecteerde functies niet kan vervullen. De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld op 30 oktober 2024, waarbij appellant werd bijgestaan door zijn advocaat, mr. G.J. Mulder, en het Uwv werd vertegenwoordigd door A. Anandbahadoer. De Raad heeft de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 17 april 2024 bevestigd, waarin werd geoordeeld dat het Uwv de mate van arbeidsongeschiktheid correct heeft vastgesteld. De rechtbank oordeelde dat er sprake was van een zorgvuldig medisch onderzoek en dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep goed heeft gemotiveerd waarom er geen aanvullende beperkingen moesten worden aangenomen. De Raad onderschrijft deze overwegingen en concludeert dat het hoger beroep van appellant niet slaagt. De uitspraak van de rechtbank blijft in stand, wat betekent dat de vaststelling van de arbeidsongeschiktheid op 38,13% gehandhaafd blijft. Appellant krijgt geen vergoeding voor proceskosten en griffierecht.