ECLI:NL:CRVB:2024:2335
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afkeuring zorgovereenkomst en de definitie van zorgaanbieder onder de Wet langdurige zorg
In deze uitspraak van de Centrale Raad van Beroep op 28 november 2024, wordt geoordeeld dat het zorgkantoor de zorgovereenkomst tussen appellant en de zorgaanbieder terecht heeft afgekeurd. Appellant had een indicatie voor zorg op basis van de Wet langdurige zorg (Wlz) en had een persoonsgebonden budget (pgb) ontvangen. Hij sloot een zorgovereenkomst met een zorgaanbieder, maar het zorgkantoor stelde vast dat deze partij geen zorgaanbieder is in de zin van de Wlz, omdat zij geen zorg verleent maar anderen inschakelt om dat te doen. De rechtbank had eerder het beroep van appellant tegen het besluit van het zorgkantoor ongegrond verklaard, en de Raad bevestigt deze uitspraak. De Raad concludeert dat de zorgovereenkomst op goede gronden is afgekeurd, omdat de zorgaanbieder niet voldoet aan de wettelijke definitie van een zorgaanbieder. De Raad wijst erop dat voor de status van zorgaanbieder vereist is dat de zorgverlener zelf zorg verleent, wat in dit geval niet het geval was. Hierdoor blijft het bestreden besluit in stand en krijgt appellant geen vergoeding voor proceskosten of griffierecht.