In de zaken 23/3394 WIA en 23/3494 WIA heeft de Centrale Raad van Beroep op 11 december 2024 uitspraak gedaan over de beëindiging van de WIA-uitkering van betrokkene, die minder dan 35% arbeidsongeschikt is geacht. De Raad oordeelt dat de medische beoordeling van het Uwv juist is en dat er geen aanleiding is om te twijfelen aan de geschiktheid van de geselecteerde functies. Betrokkene had in hoger beroep aangevoerd dat hij meer beperkingen heeft dan het Uwv heeft aangenomen, maar de Raad volgt de argumentatie van het Uwv dat de geselecteerde functies, ondanks de beperkingen van betrokkene, geschikt zijn. De rechtbank had eerder het bestreden besluit vernietigd, maar de Raad bevestigt de rechtsgevolgen van het besluit, wat betekent dat de beëindiging van de WIA-uitkering in stand blijft. De Raad oordeelt dat het Uwv in de proceskosten van betrokkene moet worden veroordeeld, omdat het bestreden besluit pas in hoger beroep van een toereikende arbeidskundige onderbouwing is voorzien. De proceskosten worden begroot op € 2.625,- en het Uwv moet het door betrokkene betaalde griffierecht vergoeden.