ECLI:NL:CRVB:2024:2328

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
27 november 2024
Publicatiedatum
11 december 2024
Zaaknummer
23/2509 PW-V
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Verzet
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van hoger beroep wegens te late indiening

Op 27 november 2024 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in de zaak met nummer 23/2509 PW-V. Het hoger beroep van de appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 10 juli 2023 werd eerder niet-ontvankelijk verklaard omdat het te laat was ingediend. De appellant heeft hiertegen verzet aangetekend, dat op 16 oktober 2024 werd behandeld. De gemachtigde van de appellant voerde aan dat de termijn voor het indienen van het hoger beroep pas begon te lopen na de feitelijke bekendmaking van de uitspraak, die op 17 juli 2023 zou zijn ontvangen. De gemachtigde stelde dat de beroepstermijn tot 28 augustus 2023 zou moeten lopen, maar de Raad oordeelde dat de termijn daadwerkelijk begon op 15 juli 2023, de dag na de verzending van de uitspraak door de rechtbank. De Raad benadrukte dat de gemachtigde, als professionele vertegenwoordiger, bekend moet zijn met de regels omtrent de aanvang en afloop van de beroepstermijn. De argumenten van de gemachtigde, dat hij afhankelijk was van de betrokkene en dat de bewindvoerder niet altijd bereikbaar was, werden niet als voldoende geacht om de termijnoverschrijding te rechtvaardigen. De Raad verklaarde het verzet ongegrond en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

Datum uitspraak: 27 november 2024
23/2509 PW-V
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank MiddenNederland van 10 juli 2023, UTR 23/215 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht (college)

PROCESVERLOOP

Bij uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:54 en 8:108, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) van 5 maart 2024 heeft de Raad het door appellant ingestelde hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak niet-ontvankelijk verklaard omdat het hoger beroep te laat was ingediend.
Appellant heeft verzet ingediend.
Het verzet is op zitting behandeld op 16 oktober 2024. Gemachtigde van appellant is online verschenen. Het college is niet verschenen.

OVERWEGINGEN

De gemachtigde van appellant heeft op de zitting aangevoerd dat appellant de aangetekende uitspraak van de rechtbank op 17 juli 2023 heeft ontvangen. De beroepstermijn zou dan door moeten lopen tot maandag 28 augustus 2023. De gemachtigde van appellant stelt dat de aanvang van de beroepstermijn gekoppeld is aan de feitelijke bekendmaking van de aangevallen uitspraak. Verder stelt de gemachtigde van appellant dat hij ook afhankelijk is van betrokkene en ook dat de bewindvoerder niet altijd even goed bereikbaar is.
De termijn voor het indienen van een hogerberoepschrift bedraagt 6 weken (42 dagen) (artikel 6:7 Awb). De termijn gaat in met ingang van de dag na die waarop de aangevallen uitspraak is bekendgemaakt (artikel 6:8 Awb).
De aangevallen uitspraak is door de rechtbank per aangetekende post verstuurd op 14 juli 2023. In dit geval begint de beroepstermijn op zaterdag 15 juli 2023 om 00:00 uur. De beroepstermijn loopt in dit geval dan af op vrijdag 25 augustus 2023 (na 23:59 uur).
“Met ingang van” een bepaalde dag moet worden begrepen als: bij het begin van die dag, in dit geval dus op zaterdag 15 juli 2023 om 00:00 uur. [1] Op vrijdag 25 augustus 2023 na het verstrijken van 23:59 uur, zijn de 42 dagen verstreken.
De Raad overweegt dat de gemachtigde van appellant een professionele gemachtigde is met juridisch kennis. De Raad verwacht dat een professionele gemachtigde bekend is met de regels over de aanvang en afloop van een hoger beroepstermijn.
De stelling dat de gemachtigde van appellant afhankelijk is van betrokkene en dat de bewindvoerder niet altijd even goed bereikbaar is, maakt op dit punt geen verschil. De gemachtigde van appellant had immers een pro-forma beroepschrift kunnen indien om de beroepstermijn veilig te stellen.
Dit betekent dat het verzet ongegrond wordt verklaard.
Voor een proceskostenveroordeling van het verzet is geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep verklaart het verzet ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.C. Boeree , in tegenwoordigheid van N.B. Yalçınkaya als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 27 november 2024.
(getekend) J.C. Boeree
De griffier is verhinderd te ondertekenen

Voetnoten

1.Zie uitspraak van 10 december 2012, ECLI:NL:CRVB:2012:BY5827.