ECLI:NL:CRVB:2024:2316
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag om bijstand op grond van gezamenlijke huishouding en zeer dringende redenen
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 26 november 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de afwijzing van een aanvraag om bijstand door appellante, die samenwoont met haar ex-echtgenoot. Appellante had op 8 februari 2023 bijstand aangevraagd op basis van de Participatiewet (PW) naar de norm voor alleenstaanden. De aanvraag werd afgewezen omdat appellante en haar ex-echtgenoot hun hoofdverblijf in dezelfde woning hadden en er uit hun relatie kinderen zijn geboren, waardoor een gezamenlijke huishouding werd aangenomen. Appellante stelde dat er zeer dringende redenen waren om haar toch bijstand toe te kennen, maar de Raad oordeelde dat dit niet het geval was. De Raad bevestigde dat appellante geen zelfstandig subject van bijstand was en dat de afwijzing van de aanvraag terecht was. De rechtbank had eerder het beroep van appellante tegen het besluit van het college ongegrond verklaard. De Raad concludeerde dat het hoger beroep niet slaagde en dat de afwijzing van de aanvraag in stand bleef. Appellante kreeg geen vergoeding voor proceskosten of griffierecht.