ECLI:NL:CRVB:2024:2310

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
5 december 2024
Publicatiedatum
5 december 2024
Zaaknummer
24/588 WAO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlaging van WAO-uitkering en medische belastbaarheid van appellante

In deze zaak gaat het om de verlaging van de WAO-uitkering van appellante door het Uwv per 20 september 2022. Appellante, die sinds 2000 een WAO-uitkering ontvangt vanwege arbeidsongeschiktheid door psychische klachten, betwist de verlaging en stelt dat haar beperkingen ernstiger zijn dan het Uwv heeft aangenomen. De Centrale Raad van Beroep heeft het hoger beroep van appellante behandeld, waarbij de rechtbank Amsterdam eerder had geoordeeld dat het Uwv de medische belastbaarheid van appellante zorgvuldig had onderzocht. De Raad onderschrijft dit oordeel en concludeert dat het Uwv terecht de WAO-uitkering heeft verlaagd. De Raad wijst erop dat de verzekeringsarts van het Uwv, na onderzoek in Turkije, geen aanleiding heeft gezien om aanvullende beperkingen aan te nemen. De rechtbank had in haar tussenuitspraak al vastgesteld dat het medisch onderzoek zorgvuldig was en dat de beschikbare medische informatie voldoende was meegewogen. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en verklaart het hoger beroep van appellante ongegrond. Hierdoor blijven de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand, en krijgt appellante geen vergoeding voor proceskosten of griffierecht.

Uitspraak

24/588 WAO
Datum uitspraak: 5 december 2024
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de tussenuitspraak van de rechtbank Amsterdam van 6 december 2023, 23/2010 (aangevallen tussenuitspraak) en de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 29 januari 2024, 23/2010 (aangevallen einduitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (Turkije) (appellante)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
SAMENVATTING
Het gaat in deze zaak over de vraag of het Uwv terecht de WAO-uitkering van appellante per 20 september 2022 heeft verlaagd, omdat de mate van haar arbeidsongeschiktheid lager is geworden. Volgens appellante heeft zij meer beperkingen dan het Uwv heeft aangenomen en kan zij daardoor niet de door de arbeidsdeskundige geselecteerde functies vervullen. De Raad volgt dit standpunt niet en komt tot het oordeel dat het Uwv de WAO-uitkering terecht heeft verlaagd.

PROCESVERLOOP

Namens appellante heeft mr. E. Kaya, advocaat, hoger beroep ingesteld. Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
De Raad heeft de zaak behandeld op een zitting van 24 oktober 2024. Voor appellante is mr. Kaya verschenen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door Y. Huisman.

OVERWEGINGEN

Inleiding

1. Bij de beoordeling van het hoger beroep zijn de volgende feiten en omstandigheden van belang.
1.1.
Appellante heeft voor het laatst gewerkt als helpdeskmedewerker bij [naam bedrijf] voor 40 uur per week. Het Uwv heeft aan appellante vanaf het jaar 2000 een uitkering op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) toegekend in verband met arbeidsongeschiktheid door psychische klachten. Deze uitkering is vanaf 25 maart 2006 gebaseerd op de arbeidsongeschiktheidsklasse van 45 tot 55%. Appellante is in 2009 verhuisd naar Turkije.
1.2.
Appellante heeft via een wijzigingsformulier op 29 juni 2021 gemeld dat haar gezondheid achteruit is gegaan. Zij heeft op een door haar op 25 augustus 2021 ingevulde vragenlijst als datum van de verslechtering van haar gezondheid 1 januari 2018 vermeld en gemeld dat zij naast psychische klachten, klachten heeft door fibromyalgie, diabetes, een gebroken enkel en vaatproblematiek in haar been.
1.3.
Appellante is naar aanleiding van haar melding op verzoek van het Uwv in Turkije door een arts van het contactorgaan van het Uwv in Turkije onderzocht. Deze arts heeft appellante laten onderzoeken door een psychiater. Van het onderzoek in Turkije is een TH213-rapport opgemaakt. De verzekeringsarts van het Uwv heeft in een rapport van 23 mei 2022 vermeld dat zijn bevindingen zijn gebaseerd op grond van het TH213-rapport, de door appellante ingevulde vragenlijst en rapporten van behandelend artsen uit Turkije. Omdat er sprake is van een chronisch depressieve toestand is er volgens de verzekeringsarts geen reden om andere psychische beperkingen aan te nemen dan bij de eerdere beoordeling(en). Er zijn wel enige schommelingen, maar appellante heeft ook een opleiding gevolgd en de schommelingen zijn niet in die mate dat dit tot een wijziging van haar belastbaarheid leidt. De verzekeringsarts heeft verder onder andere vermeld dat in 2018 de diagnose diabetes mellitus is gesteld, er in 2019 sprake is geweest van een breuk in de voet en een vermelding van de diagnose fibromyalgie. In het TH213-rapport wordt alleen pijn in de linkerschouder bij abductie genoemd en zijn geen andere gewrichtsklachten vermeld. De verzekeringsarts heeft geconcludeerd dat op geen moment in 2018, 2019 of 2020 evident sprake is geweest van een aandoening die langdurig tot toegenomen klachten of beperkingen heeft geleid. De verzekeringsarts heeft daarom de mate van arbeidsongeschiktheid per aanvraagdatum 29 juni 2021 beoordeeld en per deze datum toegenomen beperkingen aangenomen. De arts heeft naast de gehandhaafde psychische beperkingen ook beperkingen aangenomen voor fysiek zwaar belastend werk, handelingen waarbij de gewrichten van de benen zwaar belast worden, zoals knielen, hurken en frequent traplopen, en houdingen boven schouderhoogte met de linkerarm. Deze beperkingen zijn vastgelegd in een Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) per 27 juli 2021. Een arbeidsdeskundige heeft vervolgens in een rapport van 28 juni 2022 vermeld dat het eigen werk van helpdeskmedewerker niet meer geschikt is voor appellante. De arbeidsdeskundige heeft berekend dat appellante op basis van wat zij kan verdienen met werkzaamheden in geselecteerde voorbeeldfuncties 28,04% arbeidsongeschikt is.
1.4.
In een besluit van 13 juli 2022 heeft het Uwv de WAO-uitkering van appellante vanaf 22 september 2022 verlaagd. Haar uitkering wordt vanaf deze datum gebaseerd op een mate van arbeidsongeschiktheid van 25 tot 35%. In een besluit van 14 juli 2022 heeft het Uwv de hoogte van de WAO-uitkering met ingang van 22 september 2022 gewijzigd in verband met de wijziging van de arbeidsongeschiktheidsklasse.
1.5.
Naar aanleiding van het bezwaar van appellante tegen deze besluiten heeft een telefonisch spreekuur plaatsgevonden met een verzekeringsarts bezwaar en beroep. Deze arts heeft in een rapport van 20 februari 2023 de aandoeningen en de medische informatie besproken. De arts heeft in het rapport vermeld dat appellante tijdens het telefonisch spreekuur heeft verklaard niet voor haar psychische klachten opgenomen te zijn geweest in 2019. Wel is zij meerdere keren bij de psychiater geweest en is haar medicatie aangepast. Volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft appellante ongewijzigde matig depressieve klachten en zijn de beperkingen die zijn vastgesteld bij een herbeoordeling in 2007 nog van toepassing. Met aanvullende informatie over de klachten van de linkerknie (uit december 2022) is slijtage bij de knieschijf geobjectiveerd. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in de fysieke klachten geen aanleiding gezien voor aanvullende beperkingen. In verband met aanvullende medische informatie van de behandelend neuroloog van 9 juni 2022 over de duizeligheid heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep een aanvullende beperking voor verhoogd persoonlijk risico aangenomen. Een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft in een rapport van 24 februari 2023 een door de primaire arbeidsdeskundige geselecteerde functie laten vervallen. Op basis van wat appellante kan verdienen in werkzaamheden in de resterende functies is appellante 32,39% arbeidsongeschikt.
1.6.
Het Uwv heeft met een besluit van 27 februari 2023 (bestreden besluit) het bezwaar van appellante ongegrond verklaard, onder verwijzing naar de rapporten van de verzekeringsarts bezwaar en beroep en de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep. Het Uwv heeft daarbij toegelicht dat de WAO-uitkering met ingang van 22 september 2022 wijzigt in verband met de uitlooptermijn van twee maanden die zeven dagen na verzending van het besluit van 14 juli 2022 aanvangt.
Uitspraken van de rechtbank
2.1.
De rechtbank heeft in de tussenuitspraak overwogen dat het medisch onderzoek zorgvuldig is geweest. In een situatie als in deze zaak moet een medische controle op grond van het verdrag met Turkije primair door een arts van het bevoegde orgaan van de woon- of verblijfplaats van betrokkene worden verricht. Deze arts zal niet de status van een verzekeringsarts kunnen hebben omdat het om een specialisatie gaat die vrijwel uitsluitend in Nederland voorkomt. [1] Over de beperkingen door de psychische klachten heeft de rechtbank overwogen dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep de beschikbare medische informatie, waaronder die van de behandelaars van appellante in Turkije, in de bezwaarfase heeft meegewogen. De arts heeft in het rapport van 20 februari 2023 vermeld dat uit de in bezwaar overgelegde informatie niet volgt dat er sprake is geweest van een langere tijd van evidente verslechtering van de psychische toestand van appellante. De rechtbank heeft de nadere toelichting van de verzekeringsarts bezwaar en beroep over de periodieke aard van deze klachten in het in de fase van beroep ingebrachte rapport van 16 mei 2023 goed kunnen volgen. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft uiteengezet waarom zij geen aanleiding ziet voor aanvullende beperkingen voor de hypertensie, fibromyalgie en de pijn aan de linkerenkel. Voor de slijtage aan de linkerknie heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep in de fase van beroep aan de FML een beperking toegevoegd voor geknield/gehurkt actief zijn met het linkerbeen, omdat met name het knielen of langdurig hurken (statische beweging) te belastend is door slijtageafwijkingen. Volgens de rechtbank heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep inzichtelijk gemotiveerd waarom er geen aanleiding is voor verder aanvullende beperkingen. De rechtbank heeft aan het Uwv opgedragen om de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep nader te laten toelichten dat de functies met de aanvullende beperkingen op beoordelingspunt 5.5 (Geknield of gehurkt actief zijn) nog steeds geschikt zijn.
2.2.
Het Uwv heeft hierop een nader rapport van de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep van 15 december 2023 ingebracht en het bestreden besluit gehandhaafd. Appellante heeft vervolgens gereageerd.
2.3.
De rechtbank heeft in de einduitspraak het beroep tegen het bestreden besluit gegrond verklaard en daarmee het bestreden besluit vernietigd met de bepaling dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand blijven. Volgens de rechtbank heeft het Uwv met de aanvullende motivering door de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep de in de tussenuitspraak geconstateerde zorgvuldigheids- en motiveringsgebreken voldoende hersteld.
Het standpunt van appellante
3.1.
Appellante is het met de uitspraken van de rechtbank niet eens. Zij heeft verwezen naar haar in bezwaar en beroep aangevoerde gronden en tegen de uitspraken aangevoerd dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat het medisch onderzoek zorgvuldig is geweest. Uit de door haar in bezwaar ingebrachte medische informatie volgt dat haar langdurige klachten in de afgelopen tijd zijn toegenomen. Er is ten onrechte niet uitgegaan van een verslechtering van haar psychische klachten. De verslechtering volgt uit de medicatiewijziging die heeft plaatsgevonden, de opnames in het ziekenhuis en de rapporten van de afdeling psychiatrie van het ziekenhuis te [woonplaats] . Daarbij is in onvoldoende rekening gehouden met de beperkingen door haar knieklachten door de vastgestelde slijtage. Door haar beperkingen is zij niet in staat om aan het arbeidsproces deel te nemen
Het standpunt van het Uwv
3.2.
Het Uwv heeft verzocht de aangevallen uitspraak te bevestigen.

Het oordeel van de Raad

4. De Raad beoordeelt of de rechtbank terecht de rechtsgevolgen van het vernietigde bestreden besluit in stand heeft gelaten aan de hand van wat appellante in hoger beroep heeft aangevoerd, de beroepsgronden. De Raad komt tot het oordeel dat het hoger beroep niet slaagt.
4.1.
Het oordeel van de rechtbank dat het Uwv de medische belastbaarheid van appellante op zorgvuldige wijze heeft onderzocht wordt onderschreven. De arts van het contactorgaan in Turkije heeft appellante onderzocht en het aangewezen geacht om een onderzoek door een psychiater te laten verrichten. De psychiater heeft geconcludeerd dat appellante een matige depressie heeft, enigszins wisselend in de mate van ernst. Dit is in ogenschouw genomen door de verzekeringsarts en de verzekeringsarts bezwaar en beroep. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in rapporten van 20 februari 2023 en 16 mei 2023 nader gemotiveerd waarom er geen reden was om in de medische informatie een toename van psychische klachten over een lagere periode aan te nemen. De Raad heeft geen aanleiding te twijfelen aan de conclusies van de verzekeringsartsen van het Uwv over de psychische klachten. Uit het verslag van de hoorzitting in bezwaar volgt dat appellante desgevraagd heeft verklaard niet opgenomen te zijn geweest in 2019. Uit de rapporten uit 2018 en 2019 van de afdeling psychiatrie van het ziekenhuis te [woonplaats] kan verder niet worden afgeleid dat er sprake is van een (langere) toename van beperkingen in het sociaal en/of persoonlijk functioneren. Wat betreft de knieklachten heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep in de FML van 16 mei 2023 een beperking opgenomen voor het geknield of gehurkt actief zijn van de linkerknie in verband met de informatie van de behandelend neuroloog uit 2022 waarin slijtageklachten van de linkerknie werden genoemd. Wat appellante heeft aangevoerd geeft geen aanknopingspunten voor de conclusie dat hiermee onvoldoende rekening is gehouden met de informatie van de neuroloog.
Arbeidskundige beoordeling
4.2.
Wat appellante op arbeidskundig vlak heeft aangevoerd geeft de Raad, nu de medische beoordeling wordt onderschreven, geen aanleiding voor het oordeel dat de geselecteerde functies in medisch opzicht voor haar niet geschikt zijn.

Conclusie en gevolgen

5. Het hoger beroep slaagt dus niet. De aangevallen uitspraak wordt bevestigd voor zover aangevochten. Dit betekent dat de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand blijven.
6. Omdat het hoger beroep niet slaagt krijgt appellante geen vergoeding voor haar proceskosten en het betaalde griffierecht.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak voor zover aangevochten.
Deze uitspraak is gedaan door J.D. Streefkerk, in tegenwoordigheid van C.M. Snellenberg als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 5 december 2024.
(getekend) J.D. Streefkerk
(getekend) C.M. Snellenberg

Voetnoten

1.CRvB 29 april 2011, ECLI:NL:CRVB:2011:BQ3400.