ECLI:NL:CRVB:2024:2310
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Verlaging van WAO-uitkering en medische belastbaarheid van appellante
In deze zaak gaat het om de verlaging van de WAO-uitkering van appellante door het Uwv per 20 september 2022. Appellante, die sinds 2000 een WAO-uitkering ontvangt vanwege arbeidsongeschiktheid door psychische klachten, betwist de verlaging en stelt dat haar beperkingen ernstiger zijn dan het Uwv heeft aangenomen. De Centrale Raad van Beroep heeft het hoger beroep van appellante behandeld, waarbij de rechtbank Amsterdam eerder had geoordeeld dat het Uwv de medische belastbaarheid van appellante zorgvuldig had onderzocht. De Raad onderschrijft dit oordeel en concludeert dat het Uwv terecht de WAO-uitkering heeft verlaagd. De Raad wijst erop dat de verzekeringsarts van het Uwv, na onderzoek in Turkije, geen aanleiding heeft gezien om aanvullende beperkingen aan te nemen. De rechtbank had in haar tussenuitspraak al vastgesteld dat het medisch onderzoek zorgvuldig was en dat de beschikbare medische informatie voldoende was meegewogen. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en verklaart het hoger beroep van appellante ongegrond. Hierdoor blijven de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand, en krijgt appellante geen vergoeding voor proceskosten of griffierecht.