Uitspraak
PROCESVERLOOP
OVERWEGINGEN
Het oordeel van de Raad
Conclusie en gevolgen
.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak staat de weigering van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) om appellante per 21 augustus 2017 een WIA-uitkering toe te kennen centraal. Het Uwv heeft vastgesteld dat appellante minder dan 35% arbeidsongeschikt is, wat door appellante wordt betwist. Zij stelt dat haar medische beperkingen ernstiger zijn dan het Uwv heeft aangenomen, waardoor zij niet in staat is de door de arbeidsdeskundige geselecteerde functies te vervullen. De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat het Uwv terecht geen WIA-uitkering heeft toegekend. De Raad heeft eerder in een tussenuitspraak geoordeeld dat het medisch onderzoek in de bezwaarfase niet met de vereiste zorgvuldigheid is verricht. Na deze tussenuitspraak heeft een verzekeringsarts bezwaar en beroep appellante gezien en gerapporteerd dat er geen nieuwe medische feiten zijn die de eerdere beoordeling in twijfel trekken. De Raad concludeert dat het medisch onderzoek nu zorgvuldig is uitgevoerd en dat de aan de schatting ten grondslag gelegde functies in medisch opzicht geschikt zijn voor appellante. De Raad vernietigt de eerdere uitspraak van de rechtbank, verklaart het beroep gegrond en vernietigt het besluit van het Uwv, maar laat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand. Tevens wordt het Uwv veroordeeld in de proceskosten van appellante en tot vergoeding van het griffierecht.