ECLI:NL:CRVB:2024:2303
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering terug te komen op besluit WAO-uitkering wegens gebrek aan nieuwe feiten of omstandigheden
In deze zaak staat de vraag centraal of het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) op goede gronden heeft besloten om niet terug te komen van zijn in rechte vaststaande besluit van 25 januari 2001, waarbij appellant een WAO-uitkering is geweigerd. De weigering was gebaseerd op het feit dat appellant ten tijde van zijn arbeidsongeschiktheid niet als werknemer was verzekerd voor de WAO. De rechtbank heeft in eerdere procedures geoordeeld dat er geen nieuwe feiten of omstandigheden zijn die een heroverweging van het besluit rechtvaardigen. Appellant heeft in hoger beroep zijn standpunt herhaald, maar het Uwv heeft bevestigd dat er geen nieuwe gegevens zijn ingediend die de eerdere beslissing zouden kunnen ondermijnen.
De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld en geconcludeerd dat het Uwv zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat er geen nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden zijn. De Raad heeft de overwegingen van de rechtbank onderschreven en vastgesteld dat de weigering van het Uwv om terug te komen op het besluit van 25 januari 2001 niet evident onredelijk is. De Raad heeft de aangevallen uitspraak bevestigd en geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.