ECLI:NL:CRVB:2024:2300
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering toekenning Wajong-uitkering op basis van niet duurzaam arbeidsvermogen
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 4 december 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep over de weigering van een Wajong-uitkering aan appellant, die op de dag van zijn achttiende verjaardag, [geboortedatum] 2020, geen arbeidsvermogen zou hebben. Appellant stelde dat hij duurzaam niet over arbeidsvermogen beschikte, maar de Raad oordeelde dat het Uwv terecht had geweigerd de uitkering toe te kennen. De Raad volgde de conclusie van het Uwv dat, hoewel appellant op dat moment geen arbeidsvermogen had, deze situatie niet duurzaam was. Dit oordeel was gebaseerd op de mogelijkheid van herstel door behandeling en begeleiding, zoals vastgesteld door de verzekeringsartsen.
De rechtbank Gelderland had eerder het beroep van appellant ongegrond verklaard, en de Centrale Raad bevestigde deze uitspraak. De Raad oordeelde dat de rechtbank zorgvuldig had geoordeeld over de medische situatie van appellant, die onder andere ADHD, een lichte verstandelijke beperking en PTSS had. De Raad benadrukte dat de beoordeling van de duurzaamheid van het ontbreken van arbeidsvermogen afhankelijk is van de kansen op verbetering, en dat het Uwv voldoende aannemelijk had gemaakt dat er mogelijkheden tot arbeidsparticipatie bestonden.
De Raad concludeerde dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat appellant niet als jonggehandicapte kon worden aangemerkt, omdat de situatie van appellant niet voldeed aan de criteria voor duurzaam ontbreken van arbeidsvermogen. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en appellant kreeg geen vergoeding voor proceskosten of griffierecht.