Uitspraak
PROCESVERLOOP
OVERWEGINGEN
Inleiding
Het oordeel van de Raad
envan andere mens
en(cursiveringen Raad) en het belang dat zij daaraan hechtte voor het opbouwen en onderhouden van sociale contacten. De adviseur werk heeft daarop niet doorgevraagd, omdat dit, zoals zij in een e-mail van 13 november 2019 een inspecteur van de afdeling handhaving heeft geschreven, niet ter zake doend was. Waarom de adviseur werk dit niet ter zake doend vond blijkt niet uit de e-mail. De Raad heeft ter zitting getracht hierover meer duidelijkheid te krijgen. Ter zitting heeft het Uwv verklaard dat het naast de eigen honden uitlaten van een of twee extra honden niet direct als op geld waardeerbare arbeid gezien hoeft te worden. Als het echter om grotere aantallen honden gaat, wordt dat volgens het Uwv anders. Bij welk aantal en welke oppas- en uitlaatfrequentie dan de grens ligt, is echter ter zitting niet helder geworden. Deze onduidelijkheid, in combinatie met (a) de openheid die appellante over het honden uitlaten heeft betracht richting de Uwv-adviseur werk, (b) het feit dat het aantal meegenomen honden niets wezenlijks veranderde aan de tijd en moeite die het uitlaten appellante kostte en (c) het door de adviseur werk onderschreven therapeutisch belang dat vanwege de psychische problemen van appellante gediend was met de hondenuitlaatactiviteiten als instrument voor het onderhouden van sociale contacten, brengen de Raad tot de conclusie dat appellante in dit geval niet hoefde te beseffen dat haar activiteiten van invloed zouden kunnen zijn op haar recht op een uitkering. Daarom kan niet gesteld worden dat zij is tekort geschoten in de naleving van de op haar rustende inlichtingenplicht en komt de feitelijke basis aan het bestreden besluit te ontvallen.