ECLI:NL:CRVB:2024:2229

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
13 november 2024
Publicatiedatum
26 november 2024
Zaaknummer
23/2603 WMO15-PV
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Proces-verbaal
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om vaststelling bijdrage maatwerkvoorziening op nihil te stellen

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 13 november 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Limburg van 18 juli 2023. De zaak betreft een verzoek van appellante om de bijdrage voor een maatwerkvoorziening, bestaande uit hulp bij het huishouden, op nihil te stellen. Het CAK had eerder de bijdrage over de periode van maart 2020 tot en met april 2021 vastgesteld, maar heeft deze later gecorrigeerd naar nihil. Appellante heeft bezwaar gemaakt tegen de besluitvorming van het CAK, maar het CAK heeft het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank heeft het beroep van appellante tegen dit besluit eveneens niet-ontvankelijk verklaard, omdat appellante geen procesbelang zou hebben; zij had immers gekregen wat zij wilde bereiken.

Appellante heeft in hoger beroep aangevoerd dat zij wel degelijk procesbelang heeft, omdat zij de onrechtmatigheid van de besluitvorming van het CAK wil laten vaststellen. De Raad heeft echter geoordeeld dat het feit dat appellante haar doel heeft bereikt, namelijk de nihilstelling van de bijdrage, onvoldoende is om procesbelang aan te nemen. Bovendien zijn er geen bezwaarkosten gemaakt, wat ook een reden is om geen procesbelang te erkennen. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en verklaart het hoger beroep ongegrond. Appellante krijgt geen vergoeding voor griffierecht of proceskosten.

Uitspraak

23/2603 WMO15-PV
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Limburg van 18 juli 2023, 22/1305 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
CAK
Datum uitspraak: 13 november 2024
Zitting hebben: L.M. Tobé, als voorzitter, J. Brand en K.M.P. Jacobs als leden van de meervoudige kamer.
Griffier: S.S. Blok
Appellante en haar gemachtigde, mr. A. Saakjan, zijn niet verschenen. Het CAK heeft zich laten vertegenwoordigen door A. Boersma.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze beslissing is uitgesproken in het openbaar. Zij is gebaseerd op de volgende overwegingen.

OVERWEGINGEN

Inleiding

1. Aan appellante is een maatwerkvoorziening verstrekt, bestaande uit hulp bij het huishouden. Voor maart 2020 en voor juni 2020 tot en met april 2021 (periode in geding) heeft het CAK een bijdrage vastgesteld. Tegen de besluitvorming hierover heeft appellante bezwaar gemaakt. Met de facturen van 25 februari 2022 heeft het CAK de bijdrage over de periode in geding gecorrigeerd. Hierdoor hoefde appellante geen bijdrage meer te betalen over de periode in geding. Met een besluit van 25 mei 2022 heeft het CAK het bezwaar nietontvankelijk verklaard.
Uitspraak van de rechtbank
2. De rechtbank heeft het beroep van appellante tegen het bestreden besluit niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank heeft overwogen dat appellante geen procesbelang heeft bij een inhoudelijk beslissing. Appellante heeft gekregen wat zij wilde bereiken en zij heeft geen voor vergoeding in aanmerking komende bezwaarkosten gemaakt.
Het standpunt van appellante
3. Appellante heeft aangevoerd wel procesbelang te hebben bij een beoordeling van de besluitvorming, omdat de besluitvorming van het CAK onrechtmatig is. Daarnaast is aangevoerd dat appellante in de bezwaarfase alleen ingestemd heeft met het afzien van een hoorzitting, omdat een medewerker van het CAK heeft gezegd dat de proceskosten worden toegekend conform de Algemene wet bestuursrecht.

Het oordeel van de Raad

4. De Raad beoordeelt of de rechtbank het beroep terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard. [1]
4.1.
Dat wat appellante wilde bereiken, een nihilstelling van haar bijdrage over de periode in geding, heeft zij bereikt. Dat appellante vastgesteld wil hebben dat de besluitvorming onrechtmatig is, is onvoldoende om procesbelang aan te nemen. Nu van bezwaarkosten geen sprake is geweest, kan hierin reeds daarom geen procesbelang bestaan.

Conclusie en gevolgen

5. De conclusie is dus dat het hoger beroep niet slaagt en dat de aangevallen uitspraak wordt bevestigd. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding. Appellante krijgt ook het betaalde griffierecht niet terug.
Waarvan proces-verbaal.
De griffier De voorzitter van de meervoudige kamer
(getekend) S.S. Blok (getekend) L.M. Tobé

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van 8 april 2020, ECLI:NL:CRVB:2020:9887, over de manier waarop de Raad het procesbelang beoordeelt.