ECLI:NL:CRVB:2024:2225

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
14 november 2024
Publicatiedatum
26 november 2024
Zaaknummer
23/1390 AOW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening AOW-pensioen naar gehuwdennorm wegens niet duurzaam gescheiden leven

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 14 november 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep over de herziening van het AOW-pensioen van appellant. Appellant, gehuwd met een echtgenote die in Marokko woont, ontving aanvankelijk een AOW-pensioen naar de norm van een gehuwde. Echter, na een onderzoek door de Sociale verzekeringsbank (Svb) werd vastgesteld dat appellant niet duurzaam gescheiden leefde van zijn echtgenote, wat leidde tot een herziening van zijn pensioen naar de gehuwdennorm. Appellant had ten onrechte een tijdlang het hogere bedrag voor een ongehuwde ontvangen door een fout van de Svb. De Raad oordeelde dat de Svb voldoende rekening had gehouden met de omstandigheden van het geval door het AOW-pensioen niet met terugwerkende kracht te herzien. De rechtbank Oost-Brabant had eerder het beroep van appellant tegen de besluiten van de Svb ongegrond verklaard en niet-ontvankelijk verklaard. De Raad bevestigde deze uitspraak, waarbij werd vastgesteld dat appellant niet aannemelijk had gemaakt dat hij duurzaam gescheiden leefde. De Raad concludeerde dat de herziening van het AOW-pensioen per 1 december 2021 in stand blijft, en dat appellant geen recht heeft op vergoeding van proceskosten of griffierecht.

Uitspraak

23/1390 AOW
Datum uitspraak: 14 november 2024
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant van 23 maart 2023, 22/351 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb)
SAMENVATTING
Deze zaak gaat over de vraag of appellant recht heeft op een AOW-pensioen naar de norm van een ongehuwde. Met de rechtbank oordeelt de Raad dat dit niet zo is, omdat appellant en zijn echtgenote niet duurzaam gescheiden van elkaar leven. Appellant heeft door een fout van de Svb ten onrechte een tijd het hogere bedrag voor een ongehuwde ontvangen. Door het AOW-pensioen niet met terugwerkende kracht te herzien heeft de Svb voldoende rekening gehouden met de omstandigheden van het geval.

PROCESVERLOOP

Namens appellant heeft mr. G. Tajjiou, advocaat, hoger beroep ingesteld. De Svb heeft een verweerschrift ingediend.
De Raad heeft de zaak behandeld op een zitting van 3 oktober 2024. Appellant is verschenen, bijgestaan door mr. Tajjiou. De Svb heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. L. Erkens.

OVERWEGINGEN

Inleiding

1. Bij de beoordeling van het hoger beroep zijn de volgende feiten en omstandigheden van belang.
1.1.
Appellant is op [datum 1] 1991 gehuwd met [naam echtgenote]
.Vanaf 17 november 2015 woont appellant in Nederland en is zijn echtgenote in Marokko blijven wonen. Aanvankelijk is aan appellant per [datum 2] 2016 een AOW [1] -pensioen toegekend naar de norm van een gehuwde. Met een besluit van 24 augustus 2016 is het AOW-pensioen met terugwerkende kracht per datum toekenning gewijzigd naar de norm van een ongehuwde, omdat appellant duurzaam gescheiden zou leven van zijn echtgenote.
1.2.
De Svb is in februari 2017 een onderzoek gestart naar de leefsituatie van appellant. De uitkomsten van dit onderzoek hebben geleid tot een besluit van 28 september 2017 (besluit 1). Daarbij heeft de Svb laten weten dat appellant vanaf 1 oktober 2017 in aanmerking komt voor een gehuwdenpensioen, omdat hij niet langer als duurzaam gescheiden levend kan worden aangemerkt. De Svb bleef echter het pensioen uitbetalen naar de norm van een ongehuwde.
1.3.
Met een besluit van 12 november 2021 (besluit 2) is het bedrag van het AOW-pensioen alsnog per 1 november 2021 aangepast naar de gehuwdennorm. In december 2021 heeft de Svb opnieuw onderzoek gedaan naar de leefsituatie van appellant.
1.4.
De Svb heeft besluit 2 ingetrokken met een besluit van 16 december 2021 (besluit 3). Bij dit laatste besluit is aan appellant voorlopig per 1 december 2021 een gehuwdenpensioen toegekend, omdat zijn leefsituatie niet kan worden vastgesteld. Met een besluit van 23 december 2021 (bestreden besluit 1) is het bezwaar van appellant tegen besluit 2 nietontvankelijk verklaard. Tegen besluit 3 is bezwaar ingesteld
.De Svb heeft op dit bezwaar beslist met een besluit van 7 juli 2022 (bestreden besluit 2).
Beroep bij de rechtbank
2.1.
Appellant heeft tegen bestreden besluit 1 beroep ingesteld bij de rechtbank
.Hangende het beroep heeft de Svb in april 2022 opnieuw een onderzoek ingesteld naar de leefsituatie van appellant en bestreden besluit 1 ingetrokken. Met bestreden besluit 2 is het recht op AOW met ingang van 1 december 2021 herzien naar de norm van een gehuwde, omdat appellant niet duurzaam gescheiden leeft van zijn echtgenote.
2.2.
In bestreden besluit 2 heeft de Svb overwogen dat er dringende redenen zijn om het AOW-pensioen niet met terugwerkende kracht per 1 oktober 2017 te herzien, nu appellant door een fout van de Svb ook na besluit 1 AOW-pensioen heeft ontvangen naar de norm van een ongehuwde. De Svb heeft daarom het AOW-pensioen eerst per 1 december 2021 aangepast naar de norm van een gehuwde.
2.3.
De rechtbank heeft het beroep tegen bestreden besluit 1 niet-ontvankelijk verklaard en het beroep tegen bestreden besluit 2 ongegrond verklaard. Daarbij is een proceskostenveroordeling uitgesproken. Aan de niet-ontvankelijkverklaring ligt ten grondslag dat niet is gebleken dat appellant nog belang heeft bij een inhoudelijke beoordeling van zijn beroep tegen bestreden besluit 1. Ten aanzien van de ongegrondverklaring heeft de rechtbank overwogen dat de Svb appellant op grond van de feiten en omstandigheden terecht vanaf 1 oktober 2017 niet als duurzaam gescheiden levend heeft aangemerkt. Appellant heeft niet aannemelijk gemaakt dat vanaf 1 december 2021 wel sprake is van duurzaam gescheiden leven.
Het standpunt van appellant
3. Appellant is het met de uitspraak van de rechtbank niet eens. Het hoger beroep is uitsluitend gericht tegen bestreden besluit 2, voor zover daarbij het AOW-pensioen is herzien naar de norm van een gehuwde. Wat appellant daartegen heeft aangevoerd wordt hierna besproken.

Het oordeel van de Raad

4. De Raad beoordeelt of de rechtbank terecht bestreden besluit 2 in stand heeft gelaten aan de hand van wat appellant in hoger beroep heeft aangevoerd, de beroepsgronden. De Raad komt tot het oordeel dat het hoger beroep niet slaagt. De wettelijke regels die voor de beoordeling van het hoger beroep belangrijk zijn, zijn te vinden in de bijlage bij deze uitspraak. Hierna legt de Raad uit hoe hij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Is er sprake van duurzaam gescheiden leven?
4.1.
In geschil is of de Svb terecht het AOW-pensioen met ingang van 1 december 2021 heeft herzien naar de norm van een gehuwde omdat appellant niet als duurzaam gescheiden levend kan worden aangemerkt.
4.2.
Appellant voert aan dat hij duurzaam gescheiden leeft van zijn echtgenote. Ter zitting heeft hij uiteengezet dat zijn leefsituatie sinds de besluitvorming in 2016 niet is veranderd. Zijn echtgenote is ziek en woont bij haar familie in Marokko. Als appellant in Marokko is, bezoekt hij zijn echtgenote enkele keren per maand voor korte duur en verblijft hij niet bij haar.
4.3.
In beginsel heeft appellant, omdat hij gehuwd is, recht op een gehuwdenpensioen. [2] Op grond van artikel 1, derde lid, aanhef en onder b, van de AOW wordt bij uitzondering voor de toepassing van de AOW als ongehuwd mede aangemerkt degene die duurzaam gescheiden leeft van de persoon met wie hij gehuwd is.
4.4.
Voor gevallen waarin sprake is van een gewilde verbreking van de huwelijkse samenleving legt de Raad het begrip duurzaam gescheiden leven als volgt uit. Gehuwde mensen leven pas duurzaam gescheiden als aan al de volgende voorwaarden is voldaan:
ten minste één van hen wil de huwelijkse samenleving verbreken;
ieder van hen leidt afzonderlijk een eigen leven alsof hij of zij niet met de ander is gehuwd;
ten minste één van hen bedoelt deze situatie als blijvend.
Of aan deze voorwaarden wordt voldaan, moet blijken uit de feitelijke omstandigheden. Daarvoor is niet voldoende dat betrokkenen hun hoofdverblijf niet hebben in dezelfde woning. De huwelijkse samenleving kan immers bestaan zonder dat de echtgenoten samenwonen. Voor de beoordeling of mensen duurzaam gescheiden leven is verder niet van belang om welke redenen zij de huwelijkse samenleving niet (of nog niet, niet meer of niet opnieuw) hebben verbroken. [3]
4.5.
De Raad is van oordeel dat geen sprake is van een situatie van duurzaam gescheiden leven. Uit de stukken en het verhandelde ter zitting blijkt dat appellant zijn echtgenote bezoekt in Marokko. Hij heeft wekelijks telefonisch contact met de familie of met zijn echtgenote zelf, kan de woning van zijn echtgenote in Marokko vrijelijk in en ontvangt samen met haar bezoek. Appellant bezoekt zijn echtgenote met enige regelmaat om haar te steunen bij haar ziekte en ook presenteren appellant en zijn echtgenote zich als zijnde gehuwd. De Raad acht de mate van contact en betrokkenheid van appellant bij zijn echtgenote zodanig dat geen sprake is van een situatie waarin appellant en zijn echtgenote een eigen leven leiden alsof zij niet met elkaar gehuwd zijn. Uit de verschillende onderzoeken die tussen februari 2017 en april 2022 hebben plaatsgevonden blijkt dat deze feitelijke omstandigheden in de loop der jaren niet noemenswaardig zijn gewijzigd.
Herziening per 1 december 2021
4.6.
Appellant voert aan dat de Svb in strijd met het rechtszekerheids- en vertrouwensbeginsel zijn AOW-pensioen per 1 december 2021 heeft herzien naar de gehuwdennorm. De Svb heeft zijn situatie in 2016 eerst anders beoordeeld en was vanaf 2017 al op de hoogte van zijn leefsituatie en bleef het ongehuwdenpensioen uitbetalen. Dit betoog slaagt niet. De Svb is niet gehouden om in deze situatie in strijd met de wet appellant als ongehuwde aan te merken en aan hem een ongehuwdenpensioen te verstrekken. De Svb heeft in de omstandigheden van dit geval een dringende reden gezien om af te zien van herziening van het AOW-pensioen van appellant met terugwerkende kracht per 1 oktober 2017. Door het AOW-pensioen van appellant pas vanaf 1 december 2021 aan te passen, heeft de Svb voldoende rekening gehouden met alle omstandigheden. Van handelen in strijd met het rechtszekerheids- en vertrouwensbeginsel is naar het oordeel van de Raad geen sprake.

Conclusie en gevolgen

4.7.
Het hoger beroep slaagt dus niet. De aangevallen uitspraak wordt bevestigd, voor zover aangevochten. Dit betekent dat de herziening naar een gehuwdenpensioen per 1 december 2021 in stand blijft.
5. Omdat het hoger beroep niet slaagt krijgt appellant geen vergoeding voor zijn proceskosten en het betaalde griffierecht.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak voor zover aangevochten.
Deze uitspraak is gedaan door A. van Gijzen, in tegenwoordigheid van S.S. Blok als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 14 november 2024.
(getekend) A. van Gijzen
(getekend) S.S. Blok
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de datum van verzending beroep cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden (Postbus 20303, 2500 EH Den Haag) terzake van schending of verkeerde toepassing van bepalingen over het begrip duurzaam gescheiden leven.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wettelijke regels

Algemene Ouderdomswet (AOW)
Artikel 9, eerste lid
Deze wet kent een bruto-ouderdomspensioen voor:
de ongehuwde pensioengerechtigde;
de gehuwde pensioengerechtigde.
Artikel 1, derde lid, aanhef en onder b
In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt:
(…)
als ongehuwd mede aangemerkt degene die duurzaam gescheiden leeft van de persoon met wie hij gehuwd is.
Artikel 17a
1. Onverminderd het elders in deze wet bepaalde terzake van herziening of intrekking van een besluit tot toekenning van ouderdomspensioen en terzake van weigering van ouderdomspensioen, herziet de Sociale verzekeringsbank een dergelijk besluit of trekt zij dat in:
indien het niet of niet behoorlijk nakomen van een verplichting op grond van artikel 15, tweede lid, of 49, heeft geleid tot het ten onrechte of tot een te hoog bedrag verlenen van ouderdomspensioen;
indien anderszins het ouderdomspensioen ten onrechte of tot een te hoog bedrag is verleend;
indien het niet of niet behoorlijk nakomen van de verplichting bedoeld in artikel 15, tweede lid, of 49, ertoe leidt dat niet kan worden vastgesteld of nog recht op ouderdomspensioen bestaat.
2. Indien daarvoor dringende redenen aanwezig zijn kan de Sociale verzekeringsbank besluiten geheel of gedeeltelijk van herziening of intrekking af te zien.

Voetnoten

1.1 Algemene Ouderdomswet.
2.Artikel 9, eerste lid, van de AOW.
3.Uitspraak van 14 april 2022, ECLI:NL:CRVB:2022:821.