ECLI:NL:CRVB:2024:2222

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
13 november 2024
Publicatiedatum
26 november 2024
Zaaknummer
23/1213 WMO15-PV
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Proces-verbaal
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om verlaging eigen bijdrage maatwerkvoorziening op grond van Wmo-2015

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 13 november 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Oost-Brabant van 6 maart 2023. De appellant ontving sinds 1 september 2018 een maatwerkvoorziening beschermd wonen op basis van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015) en was verplicht een bijdrage te betalen. Het CAK heeft deze bijdrage per 1 januari 2021 herzien en vastgesteld op € 320,17 per maand. De appellant heeft bezwaar gemaakt tegen deze herziening, maar het CAK heeft dit bezwaar ongegrond verklaard in een besluit van 2 mei 2022. De rechtbank heeft het beroep van de appellant tegen dit besluit ongegrond verklaard, waardoor het besluit van het CAK in stand bleef.

In hoger beroep heeft de appellant geen nieuwe of andere gronden aangevoerd die de rechtbank tot een ander oordeel hadden moeten brengen. De Raad heeft de argumenten van de appellant beoordeeld en geconcludeerd dat het hoger beroep niet slaagt. De Raad onderschrijft de overwegingen van de rechtbank en bevestigt de uitspraak. De Raad heeft vastgesteld dat het CAK voldoende gemotiveerd heeft hoe het tot de hoogte van de bijdrage is gekomen, en dat de appellant niet heeft onderbouwd dat deze bijdrage onredelijk bezwarend voor hem was. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd, en er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten of teruggave van het griffierecht.

Uitspraak

23/1213 WMO15-PV
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant van 6 maart 2023, 22/1313 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
CAK
Datum uitspraak: 13 november 2024
Zitting hebben: L.M. Tobé als voorzitter en J. Brand en K.M.P. Jacobs als leden van de meervoudige kamer
Griffier: S.S. Blok
Namens appellant is verschenen mr. F.Y. Gans, advocaat. Het CAK heeft zich laten vertegenwoordigen door L.A. Remmerswaal.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze beslissing is uitgesproken in het openbaar. Zij is gebaseerd op de volgende overwegingen.

OVERWEGINGEN

Inleiding

1.1.Appellant ontving een maatwerkvoorziening beschermd wonen op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015) vanaf 1 september 2018. Appellant moest daarvoor een bijdrage betalen.
1.2.
Het CAK heeft de bijdrage met ingang van 1 januari 2021 herzien en gewijzigd vastgesteld op € 320,17 per maand. Het bezwaar hiertegen heeft het CAK met een besluit van 2 mei 2022 (bestreden besluit) ongegrond verklaard.
Uitspraak van de rechtbank
2. De rechtbank heeft het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard en daarmee het bestreden besluit in stand gelaten.
Het standpunt van appellant
3. Appellant is het niet eens met de uitspraak van de rechtbank.

Het oordeel van de Raad

4. De Raad beoordeelt of de rechtbank terecht het bestreden besluit in stand heeft gelaten aan de hand van wat appellant in hoger beroep heeft aangevoerd, de beroepsgronden. De Raad komt tot het oordeel dat het hoger beroep niet slaagt.
4.1.
Appellant heeft in hoger beroep geen wezenlijk nieuwe of andere gronden naar voren gebracht of redenen vermeld waarom de rechtbank tot een ander oordeel had moeten komen.
4.2.
De Raad onderschrijft de overwegingen van de rechtbank en verwijst daarnaar. De Raad neemt het oordeel waartoe de rechtbank op grond van deze overwegingen is gekomen over. Daaraan wordt het volgende toegevoegd.
4.3.
Anders dan appellant is de Raad van oordeel dat in het bestreden besluit al duidelijk is gemotiveerd hoe het CAK is gekomen tot het bedrag bedoeld in artikel 3.13, eerste lid, aanhef en onder b, ten eerste, van het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015, te weten de aftrekpost, “15% van de netto-opbrengst van de in het voorafgaande jaar verrichte arbeid (…)”. Verder geeft de inmiddels gedane uitspraak van het CBb [1] geen aanleiding voor een ander oordeel dan waar de rechtbank toe is gekomen. Niet is onderbouwd dat de in het bestreden besluit opgenomen hoogte van de bijdrage onredelijk bezwarend voor appellant was.

Conclusie en gevolgen

5. De conclusie is dus dat het hoger beroep niet slaagt en dat de aangevallen uitspraak wordt bevestigd. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding. Appellant krijgt ook het betaalde griffierecht niet terug.
Waarvan proces-verbaal.
De griffier De voorzitter van de meervoudige kamer
(getekend) S.S. Blok (getekend) L.M. Tobé

Voetnoten

1.CBb 26 maart 2024, ECLI:NL:CBB:2024:190.