ECLI:NL:CRVB:2024:2215

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
15 november 2024
Publicatiedatum
26 november 2024
Zaaknummer
23/2734 WMO15-PV
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Proces-verbaal
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning van maatwerkvoorziening voor huishoudelijke ondersteuning in zorg in natura met betrekking tot wasverzorging

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 15 november 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland. De zaak betreft de toekenning van een maatwerkvoorziening voor huishoudelijke ondersteuning aan appellante, die in de vorm van een ondersteuningsarrangement (Lichamelijke achteruitgang pakket A) werd verstrekt. Het college van burgemeester en wethouders van Almere had in een eerder besluit de omvang van de ondersteuning vastgesteld op 198 uur per jaar. Appellante was het niet eens met deze beslissing en had bezwaar aangetekend, waarbij zij aanvoerde dat de normtijden niet objectief waren en dat zij te weinig huishoudelijke hulp had ontvangen.

De Raad heeft in zijn uitspraak van 13 december 2023 al geoordeeld dat het college het HHM Normenkader 2019 als uitgangspunt mag gebruiken voor de omvang van de maatwerkvoorziening, maar niet voor het resultaat van wasverzorging. Dit leidde tot de conclusie dat het bestreden besluit niet kon standhouden. Het college heeft inmiddels erkend dat het besluit gewijzigd moet worden en zal opnieuw onderzoeken welke huishoudelijke ondersteuning appellante nodig heeft.

De Centrale Raad van Beroep heeft het beroep gegrond verklaard, de aangevallen uitspraak vernietigd en het college opgedragen om een nieuwe beslissing op bezwaar te nemen. Tevens is het college veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten van appellante, die in totaal € 2.625,- bedragen, en het terugbetalen van het griffierecht van € 186,-. De Raad heeft bepaald dat tegen de nieuwe beslissing op bezwaar slechts beroep kan worden ingesteld bij de Raad zelf.

Uitspraak

23/2734 WMO15-PV
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 18 augustus 2023, 22/4648 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
het college van burgemeester en wethouders van Almere (college)
Datum uitspraak: 15 november 2024
Zitting heeft: J.J. Janssen, als lid van de enkelvoudige kamer
Griffier: R.R. Olde Engberink
De Raad heeft de zaak behandeld op een zitting van 15 november 2024. Partijen zijn niet verschenen.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep:
  • vernietigt de aangevallen uitspraak;
  • verklaart het beroep gegrond en vernietigt het besluit van 16 augustus 2022;
  • draagt het college op een nieuwe beslissing op bezwaar te nemen, met inachtneming van deze uitspraak, en bepaalt dat beroep tegen dit besluit slechts bij de Raad kan worden ingesteld;
  • veroordeelt het college in de proceskosten van appellante tot een bedrag van € 2.625,-;
  • bepaalt dat het college aan appellante het in beroep en in hoger beroep betaalde griffierecht van in totaal € 186,- vergoedt.

OVERWEGINGEN

1.1.
Met een besluit van 15 maart 2022 heeft het college aan appellante voor de periode van 1 april 2022 tot en met 31 maart 2027 een maatwerkvoorziening voor huishoudelijke ondersteuning verstrekt in de vorm van een ondersteuningsarrangement (Lichamelijke achteruitgang pakket A) in zorg in natura.
1.2.
Met een besluit van 16 augustus 2022 (bestreden besluit) heeft het college het bezwaar tegen het besluit van 15 maart 2022 gegrond verklaard. Het college heeft de omvang van de verstrekte ondersteuning vastgesteld op 198 uur per jaar. Hierbij is uitgegaan van het in de gemeentelijke beleidsregels opgenomen normenkader. De daarin neergelegde tijdnormeringen zijn gebaseerd op het Normenkader Huishoudelijke Ondersteuning 2019 van Bureau HHM (HHM Normenkader 2019). Het college heeft overeenkomstig dit normenkader de basisnorm van 108 uur per jaar verstrekt. Daarbovenop is 26 uur per jaar toegekend voor extra inzet, 16 uur per jaar voor een extra kamer die in gebruik is, 4 uur per jaar voor een extra kamer die niet in gebruik is, 30 uur per jaar voor overname van de wasverzorging en 14 uur per jaar voor meer inzet voor de wasverzorging.
2. De rechtbank heeft het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard en daarmee het bestreden besluit in stand gelaten.
3. Appellante is het met de uitspraak van de rechtbank niet eens. Appellante heeft aangevoerd, samengevat weergegeven:
1) dat de normtijden niet zijn gebaseerd op een objectieve normering en daarom niet gebruikt mogen worden, en
2) dat het college haar te weinig huishoudelijke hulp heeft verstrekt, ook als moet worden uitgegaan van het HHM Normenkader 2019.
4.1.
De eerste vraag die in deze zaak aan de orde is, heeft de Raad al beantwoord in zijn uitspraak van 13 december 2023. [1] Uit die uitspraak volgt dat het college het HHM Normenkader 2019 wel als uitgangspunt mag gebruiken bij het bepalen van de omvang van de maatwerkvoorziening voor huishoudelijke ondersteuning voor zover het ziet op het resultaat schoon en leefbaar huis, maar niet voor zover het ziet op het resultaat wasverzorging. Dit betekent dat beroepsgrond 1 deels wel en deels niet slaagt.
4.2.
Het college heeft in een nader verweerschrift al erkend dat het bestreden besluit, gelet op onder meer de uitspraak van 13 december 2023, geen stand kan houden en dat het college het besluit in deze zaak zal gaan wijzigen. Daartoe onderzoekt het college opnieuw hoeveel en welke huishoudelijke ondersteuning appellante op dit moment nodig heeft.
4.3.
Gelet op 4.1 en 4.2 zal de Raad de aangevallen uitspraak vernietigen, het beroep gegrond verklaren en het bestreden besluit vernietigen. Beroepsgrond 2 behoeft geen bespreking meer, omdat het college een nieuwe beslissing op bezwaar zal nemen waarbij opnieuw onderzoek wordt gedaan naar de omvang van de huishoudelijke ondersteuning die thans nodig is. De Raad geeft het college opdracht om met inachtneming van deze uitspraak een nieuwe beslissing op bezwaar te nemen.
4.4.
Om het geschil zo snel als mogelijk definitief te beslechten, ziet de Raad aanleiding toepassing te geven aan artikel 8:113, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht. De Raad bepaalt daarom dat tegen de door het college te nemen nieuwe beslissing op bezwaar slechts bij de Raad beroep kan worden ingesteld.
5. Appellante krijgt een vergoeding voor haar proceskosten. Deze kosten worden begroot op € 1.750,- in beroep en op € 875,- in hoger beroep voor verleende rechtsbijstand, in totaal € 2.625,-. Zij krijgt ook het betaalde griffierecht terug.
Waarvan proces-verbaal.
De griffier Het lid van de enkelvoudige kamer
(getekend) R.R. Olde Engberink (getekend) J.J. Janssen