In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 15 november 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland. De zaak betreft de toekenning van een maatwerkvoorziening voor huishoudelijke ondersteuning aan appellante, die in de vorm van een ondersteuningsarrangement (Lichamelijke achteruitgang pakket A) werd verstrekt. Het college van burgemeester en wethouders van Almere had in een eerder besluit de omvang van de ondersteuning vastgesteld op 198 uur per jaar. Appellante was het niet eens met deze beslissing en had bezwaar aangetekend, waarbij zij aanvoerde dat de normtijden niet objectief waren en dat zij te weinig huishoudelijke hulp had ontvangen.
De Raad heeft in zijn uitspraak van 13 december 2023 al geoordeeld dat het college het HHM Normenkader 2019 als uitgangspunt mag gebruiken voor de omvang van de maatwerkvoorziening, maar niet voor het resultaat van wasverzorging. Dit leidde tot de conclusie dat het bestreden besluit niet kon standhouden. Het college heeft inmiddels erkend dat het besluit gewijzigd moet worden en zal opnieuw onderzoeken welke huishoudelijke ondersteuning appellante nodig heeft.
De Centrale Raad van Beroep heeft het beroep gegrond verklaard, de aangevallen uitspraak vernietigd en het college opgedragen om een nieuwe beslissing op bezwaar te nemen. Tevens is het college veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten van appellante, die in totaal € 2.625,- bedragen, en het terugbetalen van het griffierecht van € 186,-. De Raad heeft bepaald dat tegen de nieuwe beslissing op bezwaar slechts beroep kan worden ingesteld bij de Raad zelf.