Uitspraak
PROCESVERLOOP
OVERWEGINGEN
Inleiding
Het oordeel van de Raad
Conclusie en gevolgen
BESLISSING
deze uitspraak en bepaalt dat tegen dit besluit slechts beroep kan worden ingesteld
bij de Raad;
vergoedt.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak gaat het om de vaststelling van de mate van arbeidsongeschiktheid van de (ex-)werkneemster van appellant per 3 december 2020, die door het Uwv op 62,30% is vastgesteld. Appellant is van mening dat de (ex-)werkneemster een verdergaande urenbeperking moet hebben, wat de Raad ondersteunt. De zaak is behandeld in hoger beroep na een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag, die het beroep ongegrond verklaarde. De Raad heeft de zaak op zitting behandeld, waarbij appellant werd vertegenwoordigd door zijn advocaat en enkele getuigen, terwijl het Uwv werd vertegenwoordigd door een jurist. De Raad heeft vastgesteld dat de Functionele Mogelijkhedenlijst van 23 november 2020 niet de juiste en volledige weergave van de medische beperkingen van de (ex-)werkneemster bevat. De Raad oordeelt dat het Uwv opnieuw op het bezwaar van appellant moet beslissen, met inachtneming van de uitspraak. Indien de mate van arbeidsongeschiktheid onveranderd op 80 tot 100% wordt vastgesteld, moet het Uwv ook de mogelijke IVA-aanspraken van de (ex-)werkneemster overwegen. De Raad heeft het Uwv in de proceskosten van appellant veroordeeld en het griffierecht vergoed.