ECLI:NL:CRVB:2024:217
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep van gewezen gemeenteambtenaar tegen afwijzing schadevergoeding door college van burgemeester en wethouders van Delft
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een gewezen gemeenteambtenaar tegen de afwijzing van haar verzoek om schadevergoeding door het college van burgemeester en wethouders van Delft. De Centrale Raad van Beroep heeft op 26 januari 2024 uitspraak gedaan. De appellante, die sinds 1989 bij de gemeente Delft werkte, was door ziekte uitgevallen en had te maken met verschillende besluiten van het college met betrekking tot haar bezoldiging en ontslag. In 2017 stelde zij het college aansprakelijk voor schade die voortvloeide uit deze besluiten, maar het college weigerde schadevergoeding te verlenen, onder andere omdat de vordering zou zijn verjaard.
De rechtbank Den Haag verklaarde het beroep van appellante tegen de afwijzing van haar verzoek om schadevergoeding ongegrond. Appellante ging in hoger beroep, maar de Raad oordeelde dat zij in dit hoger beroep geen nieuwe argumenten had aangevoerd. De Raad bevestigde dat de oude schadevergoedingsprocedure van toepassing was, omdat de besluiten die de gestelde schade veroorzaakten dateren van voor 1 juli 2013. De Raad concludeerde dat er geen procedurele fouten waren gemaakt door de rechtbank en dat het college terecht had geweigerd om terug te komen op eerdere besluiten. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en appellante kreeg geen vergoeding voor haar proceskosten.
De uitspraak benadrukt de noodzaak voor appellanten om nieuwe feiten of omstandigheden aan te voeren in hoger beroep, en bevestigt de toepassing van het overgangsrecht bij de Ambtenarenwet 2017.