ECLI:NL:CRVB:2024:2133
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Toekenning loongerelateerde WGA-uitkering op basis van arbeidsongeschiktheid van 39,42%
In deze zaak heeft appellante hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam, die haar beroep tegen het besluit van het Uwv ongegrond verklaarde. Het Uwv had de mate van arbeidsongeschiktheid van appellante vastgesteld op 39,42% en weigerde haar een WIA-uitkering toe te kennen. Appellante betwistte deze vaststelling en stelde dat zij meer beperkingen had dan het Uwv aannam. De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld op zittingen in 2023 en 2024, waarbij appellante werd bijgestaan door haar advocaat, mr. L.A. Alderlieste, en het Uwv werd vertegenwoordigd door mr. J.J. Grasmeijer en mr. J.M. Breevoort.
De Raad heeft vastgesteld dat appellante, die voorheen als pasta kok werkte, zich op 5 maart 2018 ziekmeldde met polsklachten. Na een WIA-aanvraag heeft het Uwv haar arbeidsongeschiktheid beoordeeld en vastgesteld dat zij niet meer geschikt was voor haar laatste functie. Na bezwaar heeft het Uwv de mate van arbeidsongeschiktheid herzien naar 39,42% en een loongerelateerde WGA-uitkering toegekend. De rechtbank heeft deze beslissing bevestigd, wat appellante in hoger beroep aanvecht.
De Raad oordeelt dat de rechtbank terecht de conclusies van de verzekeringsarts en arbeidsdeskundige heeft gevolgd. De medische beoordeling wees uit dat appellante niet meer beperkingen had dan vastgesteld. De Raad concludeert dat het Uwv de juiste procedure heeft gevolgd en dat de geselecteerde functies representatief zijn voor de arbeidsmarkt. Het hoger beroep van appellante wordt afgewezen, en de toekenning van de WIA-uitkering blijft in stand. Appellante krijgt geen proceskostenvergoeding.