ECLI:NL:CRVB:2024:2131
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van hoger beroep wegens gebrek aan procesbelang in sociale zekerheidszaak
In deze zaak heeft appellant, vertegenwoordigd door zijn moeder, hoger beroep ingesteld tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van De Ronde Venen. Het college had appellant op basis van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 een maatwerkvoorziening verstrekt, maar appellant was het niet eens met de verlaging van deze voorziening. De rechtbank Midden-Nederland heeft het beroep van appellant gegrond verklaard en het bestreden besluit vernietigd, maar appellant heeft vervolgens hoger beroep ingesteld.
De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld en vastgesteld dat het geschil uitsluitend betrekking heeft op een reeds verstreken periode. De Raad oordeelt dat appellant geen belang meer heeft bij een inhoudelijke beoordeling van het hoger beroep, omdat een oordeel over het bestreden besluit niet meer relevant is voor toekomstige situaties. Appellant heeft ter zitting aangegeven dat zijn maatwerkvoorziening inmiddels is verlengd, waardoor de kwestie van de huishoudelijke hulp door zijn moeder niet meer van belang is.
De Raad concludeert dat er geen procesbelang is, aangezien de situatie van appellant is veranderd en er geen schade is geleden. Het hoger beroep wordt daarom niet-ontvankelijk verklaard, en appellant krijgt het betaalde griffierecht niet terug. De uitspraak is gedaan door K.H. Sanders, met E.P.J.M. Claerhoudt als griffier, en is openbaar uitgesproken op 30 oktober 2024.