Uitspraak
PROCESVERLOOP
OVERWEGINGEN
Inleiding
Het oordeel van de Raad
Conclusie en gevolgen
BESLISSING
- bevestigt de aangevallen uitspraak;
- wijst het verzoek om veroordeling tot vergoeding van schade af.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak gaat het om de weigering van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) om appellant met ingang van 4 februari 2022 een WIA-uitkering toe te kennen. Appellant, die eerder een WGA-uitkering ontving, heeft zich opnieuw ziekgemeld met toegenomen klachten. Het Uwv heeft vastgesteld dat appellant minder dan 35% arbeidsongeschikt is, wat leidt tot de weigering van de WIA-uitkering. De rechtbank heeft het beroep van appellant tegen deze beslissing ongegrond verklaard, waarna appellant in hoger beroep ging. De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld en geconcludeerd dat de rechtbank terecht oordeelde dat het Uwv voldoende medische en arbeidskundige onderbouwing heeft gegeven voor de vaststelling van de arbeidsongeschiktheid. De Raad heeft de argumenten van appellant, waaronder de stelling dat er onvoldoende rekening is gehouden met zijn psychische klachten en medicatiegebruik, niet gevolgd. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en wijst het verzoek om schadevergoeding af. De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige medische beoordeling en de rol van de verzekeringsarts in het vaststellen van de arbeidsongeschiktheid.