ECLI:NL:CRVB:2024:2044

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
24 oktober 2024
Publicatiedatum
31 oktober 2024
Zaaknummer
23/1017 WLZ-V
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van herzieningsverzoek wegens griffierecht

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 24 oktober 2024 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb). Appellant had op 10 februari 2023 verzocht om herziening van een eerdere uitspraak van de Raad van 26 januari 2023. Dit verzoek werd op 17 januari 2024 niet-ontvankelijk verklaard omdat appellant het griffierecht niet tijdig had betaald. In verzet heeft appellant aangevoerd dat hij geen uitdrukkelijk verzoek om vrijstelling van het griffierecht had gedaan, maar dat hij wel een brief had overgelegd waarin voorlopige vrijstelling was verleend wegens betalingsonmacht. De Raad heeft geoordeeld dat deze brief als een (herhaald) verzoek om vrijstelling van griffierecht had moeten worden aangemerkt, wat ten onrechte niet is gebeurd. Hierdoor is het verzet gegrond verklaard en wordt het onderzoek voortgezet in de stand waarin het zich bevond. De uitspraak van 17 januari 2024 vervalt, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

Datum uitspraak: 24 oktober 2024
23/1017 WLZ-V
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:55, zevende lid, en 8:108, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het verzoek om herziening tegen de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 26 januari 2023, 22/3371, 22/3381
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb)

PROCESVERLOOP

Bij uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:54 en 8:108, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) van 17 januari 2024 heeft de Raad het door appellant ingestelde verzoek om herziening niet-ontvankelijk verklaard.
Appellant heeft daartegen verzet gedaan.
Partijen zijn uitgenodigd voor de zitting van 12 september 2024. Partijen zijn niet verschenen.

OVERWEGINGEN

Appellant heeft op 10 februari 2023 verzocht om herziening van een door de Raad op 26 januari 2023 tussen partijen gewezen uitspraak. De Raad heeft bij uitspraak van 17 januari 2024 met toepassing van artikel 8:54 van de Awb dit verzoek kennelijk niet-ontvankelijk verklaard vanwege het niet (tijdig) betalen van het griffierecht.
Het griffierecht is niet betaald. In verzet is gebleken dat appellant geen uitdrukkelijk verzoek om vrijstelling van griffierecht heeft gedaan. Wel heeft hij een brief van 2 december 2022 overgelegd waaruit blijkt dat aan hem in de zaak (met de nummers 22/3371 en 22/3381) die heeft geleid tot de uitspraak waarvan herziening wordt verzocht, wegens betalingsonmacht voorlopig vrijstelling van betaling van griffierecht is verleend door de Raad. Deze brief had moeten worden aangemerkt als een (herhaald) verzoek om vrijstelling van griffierecht. Dat is ten onrechte niet gebeurd.
Dit betekent dat het verzet gegrond wordt verklaard, de uitspraak van de Raad van 17 januari 2024 vervalt en het onderzoek wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond.
Voor een proceskostenveroordeling is geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep verklaart het verzet gegrond.
Deze uitspraak is gedaan door E.C.G. Okhuizen, in tegenwoordigheid van F. Sporrel als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 24 oktober 2024.
(getekend) E.C.G. Okhuizen
(getekend) F. Sporrel