ECLI:NL:CRVB:2024:2002
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering van Wajong-uitkering op basis van arbeidsvermogen en medische beoordeling
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 23 oktober 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep over de weigering van een Wajong-uitkering aan appellante door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Appellante, geboren in 2003, had een aanvraag ingediend voor een Wajong-uitkering, waarbij zij stelde dat zij op de dag dat zij achttien jaar werd, geen arbeidsvermogen had. Het Uwv had echter vastgesteld dat appellante wel degelijk over arbeidsvermogen beschikte, wat leidde tot de weigering van de uitkering. De rechtbank Den Haag had het beroep van appellante tegen deze beslissing ongegrond verklaard, waarna appellante in hoger beroep ging.
De Raad heeft de zaak behandeld en geconcludeerd dat het Uwv terecht had geoordeeld dat appellante op de relevante datum arbeidsvermogen had. De Raad oordeelde dat de medische beoordeling door het Uwv zorgvuldig was uitgevoerd en dat appellante niet voldeed aan de criteria voor een jonggehandicapte. De Raad benadrukte dat de noodzaak voor permanente begeleiding niet in de weg staat aan het hebben van arbeidsvermogen, en dat appellante in staat was om taken uit te voeren, ook al had zij begeleiding nodig. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en de weigering van de Wajong-uitkering bleef in stand. Appellante kreeg geen vergoeding voor proceskosten of griffierecht, omdat het hoger beroep niet slaagde.