Uitspraak
.Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. D. de Jong.
OVERWEGINGEN
Inleiding
(nader besluit), waarbij het dagloon van de Wazo-uitkering alsnog is vastgesteld op € 142,42, conform het WW-dagloon. Het Uwv heeft in verband hiermee een nabetaling aan appellante gedaan en de wettelijke rente daarover vergoed. Het Uwv is in het nader besluit teruggekomen van het besluit van 7 december 2021 omdat dit in strijd met het vertrouwensbeginsel is genomen. De uitkeringsdeskundige WW heeft appellante namelijk toegezegd dat de hoogte van haar Wazo-uitkering gelijk zou zijn aan die van de WW-uitkering. Volgens het Uwv komt deze mededeling voor rekening en risico van het Uwv en is de toezegging ook aan het Uwv toe te rekenen. Ten slotte dient het financiële belang van appellante zwaarder te wegen dan het belang van het Uwv om een wettelijke regeling te volgen en juist toe te passen.
Het oordeel van de Raad
bezwaar- of beroepschrift nastreeft ook daadwerkelijk kan worden bereikt en het realiseren van dat resultaat voor deze indiener feitelijke betekenis kan hebben. Het hebben van alleen een formeel of principieel belang is onvoldoende voor het aannemen van procesbelang.
Wazo-uitkering van appellante in overeenstemming is gebracht met het WW-dagloon, volledig tegemoet is gekomen aan het bezwaar van appellante tegen het bestreden besluit van 7 december 2021. Het Uwv heeft erkend dat het bestreden besluit onrechtmatig is vanwege strijd met het vertrouwensbeginsel. Met een beoordeling van het hoger beroep kan appellante geen ander resultaat bereiken dat voor haar feitelijke betekenis kan hebben. Erkenning van haar rechten als vrouw is een louter principieel belang en onvoldoende voor het aannemen van procesbelang. Het strafrecht kan niet toegepast worden in een bestuursrechtelijke procedure.
Wazo-uitkering zodanig ernstig psychisch leed heeft ondervonden dat daarvan sprake is. Evenmin heeft zij aannemelijk gemaakt dat de aard en de aantasting van de normschending en de gevolgen daarvan leiden tot een aantasting in de persoon op andere wijze. Een medisch objectiveerbare onderbouwing van haar standpunt ontbreekt. De gestelde immateriële schade komt daarom evenmin voor vergoeding in aanmerking.