Uitspraak
SAMENVATTING
PROCESVERLOOP
OVERWEGINGEN
Inleiding
Het oordeel van de Raad
.Deze beroepsgrond slaagt niet.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 23 januari 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een beslissing van de rechtbank Limburg. De appellant, die bijstand ontving op grond van de Participatiewet, had een bestuurlijke boete opgelegd gekregen van € 839,42 omdat hij zijn inlichtingenverplichting had geschonden. Dit gebeurde doordat hij niet meldde dat hij betrokken was bij op geld waardeerbare activiteiten in een amfetaminelaboratorium. De Raad oordeelde dat het college van burgemeester en wethouders van Sittard-Geleen terecht de boete had opgelegd, ondanks het verweer van de appellant dat hij geen inkomsten had ontvangen uit deze activiteiten. De Raad bevestigde dat de schending van de inlichtingenverplichting vaststond, ongeacht of er daadwerkelijk inkomsten waren gegenereerd.
Het procesverloop begon met een hoger beroep ingesteld door de appellant, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. J.M. McKernan. Het college diende een verweerschrift in en beide partijen hebben aanvullende stukken ingediend. De zaak werd behandeld op een zitting op 12 december 2023, waar de Raad de zaak voegde met twee andere zaken. De Raad concludeerde dat de boete in stand bleef, omdat de appellant geen overtuigende argumenten had aangedragen die de schending van de inlichtingenverplichting konden weerleggen. De Raad oordeelde dat de boete evenredig was aan de ernst van de overtreding en dat er geen dringende redenen waren om van het opleggen van de boete af te zien. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en de appellant kreeg geen vergoeding voor proceskosten of griffierecht.