ECLI:NL:CRVB:2024:1966
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag bijzondere bijstand voor tandartskosten in het buitenland op basis van het territorialiteitsbeginsel
In deze zaak gaat het om de afwijzing van een aanvraag om bijzondere bijstand voor tandartskosten. De aanvraag is afgewezen omdat de kosten niet aan Nederland zijn verbonden. Het geschil betreft de vraag of er zeer dringende redenen zijn om toch bijzondere bijstand te verlenen. Appellant stelt dat het college een deskundige had moeten benoemen om de noodzaak van de behandeling te onderzoeken, maar de Raad oordeelt dat hij hierin geen gelijk krijgt. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank Limburg, die het beroep tegen de afwijzing van de bijzondere bijstand ongegrond heeft verklaard.
Appellant heeft op 4 juli 2022 bijzondere bijstand aangevraagd voor tandartskosten tot een bedrag van $ 6.224,- voor behandelingen in Turkije. Het college heeft de aanvraag afgewezen op basis van het territorialiteitsbeginsel, zoals vastgelegd in artikel 11 van de Participatiewet (PW). Appellant heeft bezwaar gemaakt tegen deze afwijzing, maar het college heeft het bezwaar ongegrond verklaard. De rechtbank heeft deze beslissing bevestigd.
De Raad oordeelt dat appellant niet heeft aangetoond dat er zeer dringende redenen zijn voor het verlenen van bijstand. Hij heeft geen bewijs geleverd van de gevolgen van het niet verlenen van bijzondere bijstand voor zijn gezondheid. De Raad concludeert dat het college terecht geen deskundige heeft ingeschakeld voor nader onderzoek, omdat er geen acute noodsituatie is aangetoond. Ook de claim van appellant dat hij recht heeft op een dwangsom wordt afgewezen, omdat het college tijdig op het bezwaar heeft beslist. De Raad bevestigt de afwijzing van de bijzondere bijstand en het recht op een dwangsom.