ECLI:NL:CRVB:2024:1958
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Terugvordering van onterecht ontvangen ZW-uitkering na dubbele betalingen
In deze zaak gaat het om de terugvordering van een Ziektewet (ZW) uitkering door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) van appellante. Appellante ontving vanaf 5 januari 2021 een uitkering op basis van de Werkloosheidswet en meldde zich op 12 april 2021 ziek. Het Uwv kende haar een ZW-uitkering toe met terugwerkende kracht. Echter, in de periode van 8 september 2021 tot en met 31 januari 2022 heeft het Uwv abusievelijk een dubbele betaling gedaan. Het Uwv vorderde het onterecht betaalde bedrag van € 14.139,94 terug. Appellante betwistte de terugvordering en stelde dat zij niet had kunnen vermoeden dat er dubbele betalingen waren gedaan. De rechtbank Den Haag verklaarde het beroep van appellante ongegrond, wat leidde tot hoger beroep bij de Centrale Raad van Beroep. De Raad oordeelde dat het Uwv terecht had teruggevorderd, omdat appellante onterecht een dubbele betaling had ontvangen. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat er geen dringende redenen waren om van terugvordering af te zien. Appellante kreeg geen proceskostenvergoeding en het griffierecht werd niet terugbetaald.