ECLI:NL:CRVB:2024:1950

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
10 oktober 2024
Publicatiedatum
22 oktober 2024
Zaaknummer
23/617 WIA
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Proceskostenveroordeling en intrekking hoger beroep na tegemoetkoming door bestuursorgaan

In deze zaak heeft appellante hoger beroep ingesteld tegen een beslissing van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). De Centrale Raad van Beroep heeft op 10 oktober 2024 uitspraak gedaan in het hoger beroep met zaaknummer 23/617 WIA. De appellante heeft haar hoger beroep ingetrokken nadat het Uwv op 28 maart 2024 een gewijzigde beslissing op bezwaar heeft genomen, waarbij het bestuursorgaan geheel tegemoet is gekomen aan de bezwaren van appellante. Dit leidde tot een verzoek van appellante om het Uwv te veroordelen in de proceskosten.

De Raad heeft overwogen dat, op basis van artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), het bestuursorgaan kan worden veroordeeld in de kosten wanneer het beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan aan de bezwaren van de indiener is tegemoetgekomen. De Raad heeft vastgesteld dat het Uwv al had besloten tot vergoeding van de kosten in de bezwaarfase, en dat de Raad nu alleen nog moest oordelen over de kosten in beroep en hoger beroep.

De proceskosten zijn begroot op € 1.750,- voor de beroepsfase en € 875,- voor de hoger beroepsfase, met een totale proceskostenvergoeding van € 5.043,19. Daarnaast moet het Uwv het door appellante betaalde griffierecht van € 186,- vergoeden. De uitspraak is gedaan door rechter E.J.J.M. Weyers, in tegenwoordigheid van griffier S. Pouw, en is openbaar uitgesproken op 10 oktober 2024.

Uitspraak

Datum uitspraak: 10 oktober 2024
23/617 WIA
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:75a en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 9 januari 2023, 22/2232 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)

PROCESVERLOOP

Namens appellante heeft [gemachtigde] hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Appellante heeft aanvullende gronden van het hoger beroep en nadere stukken ingediend.
Het Uwv heeft op 28 maart 2024 een gewijzigde beslissing op bezwaar genomen.
Op 23 april 2024 heeft [gemachtigde] namens appellante het hoger beroep ingetrokken en gelijktijdig aan de Raad verzocht het Uwv te veroordelen in de proceskosten.
Het Uwv heeft geen gebruik gemaakt van de gelegenheid een verweerschrift in te dienen.
Onder toepassing van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is het onderzoek ter zitting achterwege gelaten. Vervolgens is het onderzoek gesloten.

OVERWEGINGEN

Artikel 8:75a, eerste lid, eerste volzin, van de Awb bepaalt dat in geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:75 van de Awb in de kosten kan worden veroordeeld. Ingevolge artikel 8:108, eerste lid, van de Awb is deze bepaling van overeenkomstige toepassing op het hoger beroep.
Namens appellante is het hoger beroep ingetrokken omdat het Uwv met de gewijzigde beslissing op bezwaar van 28 maart 2024 aan de bezwaren van appellante is tegemoetgekomen. Omdat het Uwv al heeft besloten tot vergoeding van de gemaakte kosten in de bezwaarfase moet de Raad nog slechts oordelen over de in beroep en hoger beroep gemaakte kosten.
Het Uwv wordt veroordeeld in de kosten die appellante in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. De proceskosten worden, ingevolge het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb), begroot op € 1.750,‑ in beroep (één punt voor het indienen van het beroepschrift en één punt voor het verschijnen ter zitting) en
€ 875,- in hoger beroep (één punt voor het indienen van het hogerberoepschrift).
Appellante heeft een deskundigenrapport van het Expertise Instituut van 26 juni 2023 ingediend. De kosten die appellante in dit verband redelijkerwijs heeft moeten maken komen gedeeltelijk voor vergoeding in aanmerking. De op de specificatie van de factuur genoemde administratiekosten van € 101,50 komen niet voor vergoeding in aanmerking omdat artikel 1 van het Bpb niet in deze kosten voorziet. De werkzaamheden van de verzekeringsarts (10 uren in 2023) en de arbeidsdeskundige (4 uren in 2023) komen voor vergoeding in aanmerking. Conform het Besluit tarieven in strafzaken 2003 wordt daarbij uitgegaan van een maximaal uurtarief van € 142,75 exclusief omzetbelasting (in 2023). Dit betekent dat voor de werkzaamheden een bedrag van € 2.418,19 (inclusief omzetbelasting) wordt vergoed. In totaal bedraagt de proceskostenvergoeding € 5.043,19.
Ook moet het Uwv het door appellante in beroep en hoger beroep betaalde griffierecht vergoeden.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep
- veroordeelt het Uwv in de proceskosten van appellante tot een bedrag van € 5.043,19;
- bepaalt dat het Uwv aan appellante het in beroep en hoger beroep betaalde griffierecht van in totaal € 186,- vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door E.J.J.M. Weyers, in tegenwoordigheid van S. Pouw als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 10 oktober 2024.
(getekend) E.J.J.M. Weyers
(getekend) S. Pouw